H1 Verstandig kopen 1.2 Wie bepaalt wat je koopt? Deel 2 (Plein M 4e editie)

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 1: Verstandig kopen

1.2 Wie bepaalt wat je koopt?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 1: Verstandig kopen

1.2 Wie bepaalt wat je koopt?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Huiswerk nakijken
  • Herhalen Theorie 1.2: Wie bepaalt wat je koopt? Deel 1
  • Theorie 1.2 Wie bepaalt wat je koopt? Deel 2
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 18 t/m 22
  • 1a Bijvoorbeeld: Black Bananas, Jack & Jones
  • 1b Bijvoorbeeld: Dat is zo sinds ik kleedgeld heb, eerder droeg ik andere of geen merken
  • 2a verschil in smaak, geslacht, budget, leeftijd
  • 2b Verschil in budget, jij koopt de trui voor de normale prijs, terwijl je vriend op de uitverkoop wacht
  • 2c Budget. Volwassenen hebben vaak een hoger inkomen dan jongeren, zodat ze duurdere dingen kunnen kopen.
  • 3a familie of vrienden
  • 3b Bijvoorbeeld: Wanneer je kleding of een telefoon gaat kopen

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 18 t/m 22
  • 4a Winkeliers en fabrikanten
  • 4b Via internet: zoekmachines en apps houden je gedrag op internet bij en passen de advertenties aan je interesses aan.
  • 4c Bijvoorbeeld: Bedrijven betalen voor reclame op sportshirts omdat ze hopen dat jij die reclame ziet en dat je iets bij hen komt kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 18 t/m 22
  • 6a  Bijvoorbeeld: Je beste vriend(in) post een foto van de tas die hij/zij net gekocht heeft. Die tas wil jij ook!
  • 6b Bijvoorbeeld: Je bekijkt een filmpje van een vlogger waarin hij/zij veel goeds zegt over een bepaald product.
  • 7a Vanaf de tijd van Grieken en Romeinen.
  • 7b in de 19e eeuw
  • 7c Met reclame trekken winkeliers en fabrikanten je aandacht voor hun producten. Zo willen ze je overhalen om hun producten te kopen.
  • 8.1 je leert een nieuw product kennen
  • 8.2 je ziet welke korting je kunt krijgen
  • 8.3 je leert een nieuw product kennen

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 11 blz 18 t/m 22
  • 9 3,2,1
  • 10a Als deze producten niet verkocht worden, worden ze weggegooid.
  • 10b Nee, want deze korting is niet bedoeld om meer klanten te lokken.
  • 11a geslacht, zoekopdrachten
  • 11b Bij reclame voor iets wat jouw belangstelling heeft, is de kans groter dat je het gaat kopen.

Slide 7 - Tekstslide

Herhalen 1.2 deel 1
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen waarom niet iedereen hetzelfde koopt; √
  • kun je benoemen wie invloed hebben op wat je koopt; 
  • kun je uitleggen wat het nut is van reclame.√

Slide 8 - Tekstslide

Het geld dat je kunt uitgeven noemen we
A
basisbehoefte
B
budget
C
consument
D
indirecte ruil

Slide 9 - Quizvraag

Als je iets koopt omdat een vriend dat ook heeft, dan ben je door je vriend beïnvloed. Welke soort beïnvloeding is dit?
A
sociale beïnvloeding
B
commerciële beïnvloeding

Slide 10 - Quizvraag

Je ziet langs de kant van de weg een reclamebord van de MC Donalds. Je krijgt direct trek en gaat een hamburger kopen. Over welke soort beïnvloeding gaat dit?
A
sociale beïnvloeding
B
commerciële beïnvloeding

Slide 11 - Quizvraag

1.2 Wie bepaalt wat je koopt? Deel 2
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je met procenten een getal of bedrag berekenen.

Slide 12 - Tekstslide

Procenten van een aantal of een bedrag
  1. Maak een verhoudingstabel
  2. Hoeveel is 100%
  3. Vul in wat je al weet
  4. Reken de 1 uit
  5. Schrijf de som op die je op je rekenmachine                                                                                                        intypt.
  6. Je hebt de uitkomst berekend met behulp                                                                                                        van een verhoudingstabel!


Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 12 t/m 15 op bladzijde 22 en 23. Je mag overleggen. Gebruik verhoudingstabel!
Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 12 t/m 15 blz 22 en 23
  • 12 maak verhoudingstabel! 100% = €22,50 ----> €22,50 : 100 x 40 = €9
  • 13a maak verhoudingstabel! 100% = €2,10 ----> €2,10 : 100 x 30 = €0,63
  • 13b €2,10 - €0,63 = €1,47
  • 14 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 12 t/m 15 blz 22 en 23
  • 15a maak een verhoudingstabel! 100% = €2,95 ----> €2,95 : 100 x 20 = €0,59
  • 15b €2,95 + €0,59 = €3,54
  • 15c maak een verhoudingstabel! 100% = €340.000 ----> €340.000 : 100 x 6 = €20.400
  • 15d €340.000 + €20.400 = €360.400

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk


Geen huiswerk

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiting 1.2 
Lesdoelen:

Nu:
  • kun je uitleggen waarom niet iedereen hetzelfde koopt; √
  • kun je benoemen wie invloed hebben op wat je koopt; √ 
  • kun je uitleggen wat het nut is van reclame.√
  • kun je met procenten een getal of bedrag berekenen. √

Slide 18 - Tekstslide