MVG, Beeldbeschouwing, Periode 1, Les 4, eerstejaars

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Vormgeving GrafischMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

BEELDASPECTEN
Beeldaspecten zijn de onderdelen waaruit een beeld is opgebouwd.

De belangrijkste beeldaspecten zijn:
Compositie - Kleur - Vorm - Structuur - Textuur - Licht - Geluid - Ruimte - Lijn


Deze week is "kleur" aan de beurt. Tijdens de daaropvolgende lessen komen de andere beeldaspecten aan bod. 

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij de term kleurenleer?

Slide 3 - Open vraag

In de beeldende kunst is kleurenleer een verzameling praktische richtlijnen voor het mengen van kleuren en de visuele effecten van een specifieke kleurencombinatie.
MVG
KLEURENLEER

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Johannes Itten
Zwitserse kunstschilder

Slide 6 - Tekstslide

   Johannes Itten
MVG
KLEURENLEER

Slide 7 - Tekstslide

KLEURENLEER
PRIMAIRE KLEUREN
MVG

Slide 8 - Tekstslide

KLEURENLEER
SECUNDAIRE KLEUREN
MVG

Slide 9 - Tekstslide

KLEURENLEER
TERTIAIRE KLEUREN
MVG

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de primaire kleuren
A
rood, groen, blauw
B
rood, groen, geel
C
rood, geel, blauw
D
rood, geel, oranje

Slide 11 - Quizvraag

Welke stellingen zijn waar?
A
Primaire kleuren kun je niet zelf mengen
B
Tertiaire kleuren zijn primaire kleuren gemengd met secundaire kleuren
C
Er zijn 12 zuivere kleuren op de kleurencirkel
D
Kleuren aan de rechterkant van de kleurencirkel zijn koude kleuren

Slide 12 - Quizvraag

Welke stellingen zijn waar?
A
Onverzadigde kleuren zijn kleurtonen (hues)
B
Minder verzadigde kleuren krijg je door grijs toe te voegen
C
Kleurhelderheid (value) gaat over hoe licht of donker een kleur getoond wordt
D
Felle kleuren zijn kleuren met een lage helderheid

Slide 13 - Quizvraag

MVG
K L E U R C O N T R A S T E N

1. Kleur tegen kleur contrast
2. Licht - donker contrast
3. Warm - koud contrast
4. Complementair contrast
5. Simultaancontrast
6. Kwaliteitscontrast
7. Kwantiteitscontrast
 

Kleurcontrast = kleur tegenstelling.
Je krijgt een kleurcontrast als je twee of meer kleuren bij elkaar zet.
Twee of meer kleuren samen kunnen elkaar versterken of verzwakken.

Slide 14 - Tekstslide

MVG
 1. KLEUR TEGEN KLEUR CONTRAST
Franz Marc Der Blaue Fuchs (1911)

Kleur-tegen-kleur contrast: ontstaat wanneer je primaire kleuren (rood, geel, blauw) naast elkaar zet.

Slide 15 - Tekstslide

MVG
 2. LICHT-DONKER CONTRAST
Zelfportret Rembrandt
Licht-donker contrast: ontstaat wanneer je een lichte en een donkere kleur naast elkaar zet. Bijvoorbeeld geel en blauw. Een licht-donker contrast kan ook ontstaan tussen verschillende nuances van een kleur. (verschillende nuances betekent: 1 kleur in twee tonen. bijvoorbeeld lichtpaars en donkerpaars).

Slide 16 - Tekstslide

MVG
 3. WARM-KOUD CONTRAST
Koud-warmcontrast: ontstaat doordat sommige kleuren een warme indruk maken. Deze kleuren liggen in de kleurencirkel rond de kleur rood. Andere kleuren maken een koude indruk. Kleuren die een koude indruk maken liggen ronde de kleur blauw in de kleurencirkel. Rood-blauw geeft het sterkste contrast.

Slide 17 - Tekstslide

MVG
 4. COMPLEMENTAIR CONTRAST
Complementair contrast zijn alle combinaties van kleuren die in de cirkel precies tegenover elkaar liggen. Dit zijn: rood en groen, geel en paars en blauw en oranje.

Slide 18 - Tekstslide

ONTWERP
 5. SIMULTAAN CONTRAST
Simultaan betekent: gelijktijdig. Het verschijnsel, dat bij het zien van een kleur onze ogen tegelijkertijd de complementaire kleur oproepen, noemen we simultaancontrast.
 Deze simultaan ontstane kleur is niet echt aanwezig, maar ontstaat pas in ons oog.

Slide 19 - Tekstslide

MVG
6. KWALITEITSCONTRAST
Het gaat hier om de zuiverheid van de kleur. Blauw kan heel fel zijn maar ook heel dof. Dit hangt af van hoeveel wit of zwart er aan de kleur is toegevoegd. Een doffe tegenover een felle kleur geeft een kwaliteitscontrast.

Slide 20 - Tekstslide

MVG
 7. KWANTITEITSCONTRAST
Contrast tussen hoeveelheden van een kleur. Dit komt voor wanneer er van één kleur heel veel is gebruikt en van een andere kleur heel weinig is gebruikt.

Slide 21 - Tekstslide

  • De kleurencirkel van Itten bestaat uit primaire, secundaire en tertiaire kleuren
  • Primaire kleuren zijn pure kleuren, tertiaire kleuren krijg je door secundaire + primaire kleuren  te mengen
  • Hues zijn pure kleurtonen, saturation gaat over verzadiging, value gaat over de helderheid
  • Kleurcontrast maakt iets interessant om naar te kijken, voorbeelden zijn:
      kleur tegen kleur contrast, licht donker contrast, warm koud contrast, 
      complementair contrast, simultaan contrast, kwaliteitscontrast of
      kwantiteitscontrast
MVG

Slide 22 - Tekstslide

STUDIEROUTE OP ELO:
01.01 MVG 2022/2023

MVG

Slide 23 - Tekstslide

MVG
Les 4 - opdracht kleur 1
Pak de twee tekeningen van vorige week (compositie) erbij. Je gaat beide tekeningen kleur geven vandaag. 

Gebruik voor tekening 1 een ander contrast dan voor tekening 2. Kijk goed welk contrast past bij de sfeer van de tekening. 

Je mag zowel analoog als digitaal werken. Kun je al inkleuren in Photoshop of vind je het heerlijk om met stiften, kleurpotloden of verf aan de slag te gaan? 

Hiernaast vind je de verschillende contrasten. 
1. Kleur tegen kleur contrast
2. Licht - donker contrast
3. Warm - koud contrast
4. Complementair contrast
5. Simultaan contrast
6. Kwaliteitscontrast
7. Kwantiteitscontrast
CIJFEROPDRACHT
Deadline vrijdag 7 oktober 16.30 uur

Slide 24 - Tekstslide

MVG
Les 4 - opdracht kleur 1
BEOORDELINGSCRITERIA

  • Kleurcontrast 1 is duidelijk te herkennen
  • Kleurcontrast 2 is duidelijk te herkennen
  • De student heeft de compositie op een originele manier naar kleur vertaald
  • De student heeft gebruik gemaakt van geschikte materialen en technieken
  • De student heeft zorg gedragen voor het werk



CIJFEROPDRACHT
Deadline vrijdag 7 oktober 16.30 uur

Slide 25 - Tekstslide

BPW
Les 4 - opdracht kleur 
Maak een Poster met warme en koude kleuren. Je neemt de geometrische vormen (cirkel, vierkant, driehoek) als uitgangspunt.

Deze opdracht maak je in Photoshop. 


Slide 26 - Tekstslide

Noteer drie dingen die je in deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open vraag