Hoofdstuk 2, les 1

Hoofdstuk 2
Buiten
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Buiten

Slide 1 - Tekstslide

Buiten
Wat weet je nog van de vorige les? 
Waar hebben we het over gehad?

Slide 2 - Tekstslide

Buiten
Ah! Tekstverbanden.
Welke?

Slide 3 - Tekstslide

Buiten
Ah! Tekstverbanden.
Welke?

Juist: 
1 Conclusie
2 Reden of argument
3 Oorzaak->gevolg

Slide 4 - Tekstslide

Buiten
Signaalwoorden.
Bij elk tekstverband zijn er signaalwoorden die een seintje/aanwijzing/signaal/hint/aanwijzing geven naar welk tekstverband ze verwijzen. 
Het is handig om een aantal (3 ofzo) signaalwoorden te kennen bij elk tekstverband. ( Je krijgt van mij een overzicht. Bewaar hem goed!)
Sommige signaalwoorden zijn gemeen; ze horen bij verschillende tekstverbanden. Lees dus altijd goed!!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Buiten
De leerdoelen voor deze paragraaf zijn:

1 Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
2 Ik kan de volgende tekstverbanden in een tekst herkennen: conclusie, reden-argument en oorzaak->gevolg.

De volgende opdrachten kun je daarvoor maken. 
2-3-4

Slide 7 - Tekstslide

Buiten
Wat hebben we de vorige les gedaan?
Hoe ging dat?
Leerdoel gehaald?


Slide 8 - Tekstslide

Buiten
Verder met woordenschat.
Wat leerde je het vorige hoofdstuk bij woordenschat? 
Daar gaan we nu op door.

Slide 9 - Tekstslide

Buiten
Jullie kennen de vergelijking.
Daarbij gebruik je een object en een beeld.
Bijvoorbeeld:
Jouw kamer is net een zwijnenstal. 
Jouw kamer= object en de zwijnenstal=het beeld.


Slide 10 - Tekstslide

Buiten
Nu leer je de metafoor en de personificatie.
Bij een metafoor voeg je het beeld en het object in een keer samen.
-> We gaan die zwijnenstal eens opruimen. (die zwijnenstal=jouw kamer)

Metaforen komen niet alleen als woord voor (zwijnenstal), maar ook als hele zin. Vaak is zo'n zin een spreekwoord. 
-> Met de deur in huis vallen.
-> Van een mug een olifant maken.

Slide 11 - Tekstslide

Buiten
Bij personificatie geef je iets wat niet menselijk is een menselijke eigenschap. Een voorwerp, plant, dier of een abstract begrip.

-> Mijn hart huilt= Ik ben verdrietig. Maar je hart kan niet huilen. Huilen is een menselijke eigenschap, dus hier vind je personificatie.
-> Die trui riep mijn naam= Die trui moest ik echt kopen. Maar een trui kan niet roepen. Roepen is een menselijke eigenschap.

Slide 12 - Tekstslide

Buiten
Waarom is er personificatie? Waarom gebruiken we metaforen? 
Of vergelijkingen? Het zou toch veeeeel makkelijker zijn als we gewoon normaal deden? 
Klopt. Waarom doen we dit dan toch?
-Zelfexpressie
-Taalvertrouwen
-Versterken van verbeelding
-Beter begrip van taal
Als we allemaal altijd dezelfde woorden zouden gebruiken zou taal saai zijn en onplezierig om te gebruiken. Het zou slechts als doel hebben om effectief met elkaar te kunnen communiceren. En taal heeft zoveel meer te bieden! Humor en creativiteit...










Slide 13 - Tekstslide

Buiten
De opdracht: 
- Pak een leeg blaadje in je schrift.
- Bedenk zoveel mogelijk personificaties in 5 minuten. 
- Schrijf het op en onthoud wat je ermee bedoeld.

Bijvoorbeeld: Mijn hart huilt. De klok in de keuken kijkt veroordelend.
Mijn telefoon schreeuwt in stilte.
Na vijf minuten kijken we wat jullie hebben bedacht.
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Buiten
Het leerdoel van deze paragraaf is:
Ik kan metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Vandaag heb je een ander leerdoel gehaald, namelijk
ik kan zelf personificaties bedenken!

Voor het halen van het eerste leerdoel kun je de opdrachten 
startopdracht en 1-2-3-4 maken.

Slide 15 - Tekstslide

Buiten
Weten jullie nog welke leerdoelen er waren bij de paragrafen 
lezen en woordenschat?

Slide 16 - Tekstslide

Buiten
Weten jullie nog welke leerdoelen er waren bij de paragrafen 
lezen en woordenschat?







Ik kan metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.






Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Ik kan de volgende tekstverbanden in een tekst herkennen: 
conclusie, reden-argument en oorzaak->gevolg.
 

Slide 17 - Tekstslide

Buiten
Hoe staat het met de leerdoelen? 

De opdrachten al gemaakt?

We gaan de opdrachten van lezen nu nakijken. 2-3-4

Voor wie het nog niet gedaan heeft, ga er nu mee aan de slag.
2-3-4 van lezen en startopdracht+1-2-3-4 van woordenschat.

Slide 18 - Tekstslide

Buiten

Slide 19 - Tekstslide

Buiten

Slide 20 - Tekstslide

Buiten
Het leerdoel van deze paragraaf is:
Ik kan metaforen en personificaties herkennen en begrijpen.

Vandaag heb je een ander leerdoel gehaald, namelijk
ik kan zelf personificaties bedenken!

Voor het halen van het eerste leerdoel kun je de opdrachten 
startopdracht en 1-2-3-4 maken.

Slide 21 - Tekstslide

Buiten

Slide 22 - Tekstslide