Taal letterlijk/figuurlijk

Taal thema 6 les 20
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal thema 6 les 20
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.

Slide 2 - Open vraag

Letterlijk: met woorden zeg je precies wat je bedoeld.

Figuurlijk: met woorden bedoel je iets anders dan je letterlijk zegt.

Slide 3 - Tekstslide

In welke zin is boom letterlijk bedoeld?
A
Wat is die boom mooi.
B
Daar staat een boom van een man.

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin is dik figuurlijk bedoeld?
A
Maak je niet dik, het komt wel goed.
B
Ik moet minder eten, want ik word te dik.

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin is schat figuurlijk bedoeld?
A
De matroos verstopte een schat op het eiland.
B
Ik vind je lief, je bent een schat.

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin is zwart letterlijk bedoeld?
A
Ik teken met een zwart potlood.
B
Het is zo druk, het ziet zwart van de mensen.

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin is vloog figuurlijk bedoeld?
A
Mijn zus riep om hulp, dus ik vloog naar haar toe.
B
De vogel vloog door de lucht.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin is zoete letterlijk bedoeld?
A
Ik ben gek op zoete broodjes.
B
Je kunt zoveel zoete broodjes bakken als je wilt, het helpt toch niet.

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is figuurlijk bedoeld?

Zij hebben een knallende ruzie.
A
Zij
B
knallende
C
hebben
D
ruzie

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord in de zin is figuurlijk bedoeld?
Ik kan mijn vriend blind vertrouwen.
A
kan
B
vertrouwen
C
vriend
D
blind

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord in de zin is figuurlijk bedoeld?
Mijn oma drinkt de hele dag slappe thee.
A
oma
B
thee
C
slappe
D
dag

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord in de zin is figuurlijk bedoeld?
Als ze weggaat, krijg ik van haar een dikke zoen.
A
dikke
B
zoen
C
weggaat
D
krijg

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord in de zin is figuurlijk bedoeld?
Ik rammel van de honger.
A
rammel
B
van
C
ik
D
honger

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord in de zin is figuurlijk bedoeld?
Hij zit met lange tanden te eten.
A
hij
B
tanden
C
lange
D
eten

Slide 15 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met...
Ik sla de plank mis.

Slide 16 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met...
Ik ben het zonnetje in huis.

Slide 17 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met...
Ik val met mijn neus in de boter.

Slide 18 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met...
Ik ben hem uit het oog verloren.

Slide 19 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met...
Ik heb het hart op de tong.

Slide 20 - Open vraag

Welk lichaamsdeel moet er in de zin komen?
Al ga je op je ... staan, het gebeurt niet.
A
Ogen
B
Neuzen
C
Kop
D
Buik

Slide 21 - Quizvraag

Welk lichaamsdeel moet er in de zin komen?
Alle ... wijzen dezelfde kant op.
A
Ogen
B
Neuzen
C
Kop
D
Buik

Slide 22 - Quizvraag

Welk lichaamsdeel moet in de zin komen te staan?
Een gesprek onder vier ...
A
Ogen
B
Neuzen
C
Kop
D
Buik.

Slide 23 - Quizvraag

Welk lichaamsdeel moet in de zin komen?
Ik heb er de ... van vol.
A
Ogen
B
Neuzen
C
Kop
D
Buik

Slide 24 - Quizvraag