Letterlijk en figuurlijk

Nederlands
Letterlijk
en
figuurlijk
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Letterlijk
en
figuurlijk

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:


... weet je wat het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
... kun je letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.


Slide 2 - Tekstslide

Ik ken het verschil tussen letterlijk en figuurlijk.
ja
nee

Slide 3 - Poll



Wie weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Wie weet wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Kun je ook een voorbeeld noemen?

Slide 4 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Bij letterlijk taalgebruik zeg je precies wat je bedoelt. 
Er zit geen andere betekenis achter. 
De wedstrijd van afgelopen zaterdag was onwijs spannend.

Bij figuurlijk taalgebruik zeg je iets wat je niet letterlijk bedoelt. 
Er zit een andere betekenis achter.
Jan is een stijve hark.

Slide 5 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Jan is een stijve hark.

Jan is natuurlijk niet letterlijk een stuk tuingereedschap dat je niet kunt buigen. Hij is gewoon niet lenig. Hij beweegt zich ‘stijf’. 

Het is dus figuurlijk taalgebruik.

Slide 6 - Tekstslide


Letterlijk of figuurlijk?

Meestal is het duidelijk of iets letterlijk of figuurlijk wordt bedoeld.

Soms kan het allebei.


Tegen de lamp lopen

Letterlijk: Je bent écht (letterlijk) tegen een lamp aan gelopen.

Figuurlijk: Betrapt worden.

Slide 7 - Tekstslide

Tijd om te oefenen! Kom erbij!

Je ziet steeds een zin. (7 in totaal)

Jij bedenkt of deze zin letterlijk of figuurlijk wordt bedoeld.

Slide 8 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

1. Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

2. Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

3. Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

4. Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

5. Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

6. Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

7. Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Beeldtaal en Pictogram
Plaatjes gaan vaak samen met tekst. Maar ook zonder tekst kun je met plaatjes heel veel zeggen. Dat is een taal zonder woorden: beeldtaal.
Een plaatje waaraan je direct kunt zien wat het voorstelt, noem je een pictogram.
Pictogrammen zie je bijvoorbeeld in het verkeer, in gebouwen en op de computer.

Slide 16 - Tekstslide

Beeldtaal
Een taal zonder woorden noem je beeldtaal, bijvoorbeeld
dus met afbeeldingen >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>

Een plaatje dat een aanwijzing, verbod of inlichting
geeft, noem je een pictogram >>>>>>>>>>>>>>

Pictogrammen kom je tegen in het verkeer, in
gebouwen en op de computer

Slide 17 - Tekstslide

Beeldtaal
Afbeeldingen en tekst gaan vaak samen. Taal zonder woorden = beeldtaal
Pictogram = een plaatje dat een verbod, aanwijzing of inlichting aangeeft. 
Emoji = afbeelding die je in een appje gebruikt om iets duidelijk te maken

Slide 18 - Tekstslide

Welke verhaalsoort hoort bij dit pictogram?
A
Romantisch
B
Spanning en avontuur
C
Oorlog en verzet
D
Sport

Slide 19 - Quizvraag

Welke verhaalsoort hoort bij dit pictogram?
A
School
B
Spanning en avontuur
C
Oorlog
D
Geschiedenis

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent het pictogram hiernaast?
A
hier graag roken
B
verboden te roken
C
pas op! rookgevaar!
D
sigaretten te koop

Slide 21 - Quizvraag

Welke verhaalsoort hoort bij dit pictogram?
A
humor
B
sport
C
oorlog en verzet
D
romantiek

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent dit pictogram?
A
Verboden voor vuur
B
Verboden te roken
C
Verboden asbak te legen

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent dit pictogram?
A
Straling harder/zachter
B
Volume harder /zachter

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een pictogram?
A
Een soort verhaal
B
Eenvoudig plaatje
C
genre in een verzonnen toekomst
D
beschrijving persoon

Slide 25 - Quizvraag

Waar kom je dit pictogram tegen?
A
In het verkeer
B
In een gebouw
C
Op de computer

Slide 26 - Quizvraag

Waar kom je dit pictogram tegen?
A
In het verkeer
B
In een gebouw
C
Op de computer

Slide 27 - Quizvraag

Waar kom je deze pictogram tegen?
A
In het verkeer
B
In een gebouw
C
Op de computer

Slide 28 - Quizvraag

Waar kom je dit pictogram tegen?
A
In het verkeer
B
In een gebouw
C
Op de computer

Slide 29 - Quizvraag

Welk verhaalsoort hoort bij het pictogram?
A
humor
B
sport
C
oorlog en verzet
D
romantiek

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent de pictogram hier links?
A
De brandslang moet verbranden.
B
De brandslang hangt hier.
C
Bij brand, laat de slang hangen.

Slide 31 - Quizvraag

Spreekwoorden ...

... zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak met een les of een boodschap die voor iedereen herkenbaar is. 

Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.

Slide 32 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
samen werken met de buurman / buurvrouw
maken cursus 4 > paragraaf 6 > letterlijk >  opdracht 1 tot en met 4

klaar oefenen cursus 1  > meer dan lezen > trainen > onbekende woorden > onderwerp > hoofdgedachte > tekstsoorten / tekstdoelen

Slide 33 - Tekstslide