Les 2 jaar 2 vv2b

Les Nederlands


vv2b
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les Nederlands


vv2b

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Mededelingen
Oefenwebsite
2F


 Bespreken schrijfopdracht

Veelgemaakte fouten


Afsluiten met dilemma
Planning van vandaag

Slide 2 - Tekstslide

https://2fnederlands.wordpress.com/
Oefenwebsite

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen in de lessen?
90 minuten Nederlands per week

periode 1
periode 2
Examen Lezen/luisteren (week 5), Spreken en Gesprekken
Examen Schrijven (week 45)
Taalverzorging, verslaglegging
in periode 1 en 2
Lees- en luistervaardigheid, spreekvaardigheid

Slide 4 - Tekstslide

E-mail met klacht


  • Tweetallen: lees elkaars e-mail door en vul het feedbackformulier in
  • Geef elkaar een top
  • Geef elkaar een tip

Slide 5 - Tekstslide

Wat is hier mis gegaan?
Tim werkte als pizzabezorger, maar is gisteravond ontslagen. Hij heeft een pizza afgeleverd, maar was vergeten de ontvanger te laten betalen. 'Ik had een briefje meegekregen waar op stond 'betaald met tien euro', dus toen ben ik meteen weer weggereden'. Hij heeft zijn baas de situatie nog geprobeerd uit te leggen, maar die snapte niet waar Tim het over had. 'Het briefje was duidelijk: hij zou betalen met tien euro. Dat was voor Tim belangrijk om te weten hoeveel wisselgeld hij mee moest nemen'. Tim gaat ergens anders als bezorger aan de slag.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 8 - Open vraag

Me/mij/mijn, je/jou/jouw, u/uw
ons/onze



Wanneer je een bezit aangeeft (en dat bezit direct erachter staat) gebruik je mijn, jouw, uw, onze. 

Ik ben mijn laptop vergeten
Je bent jouw laptop vergeten
Dat is uw keuze   

Twijfel? Vervang het woord door 'mijn' > je hoort een N, dus dan komt er een extra letter achter

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Is/eens
Heeft de PostNL weer is een pakketje teruggestuurd?

Hij is niet zo slim.
Ik ben weer 's naar de dokter geweest.

's is een afkorting van eens

Slide 13 - Tekstslide

Lees de volgende zin
Hun liepen samen door de winkel.

Slide 14 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Hun hebben morgen een toets.          Fout!

Zij hebben morgen een toets.

Slide 17 - Tekstslide

Lees de volgende zin
Het meisje die daar fietst.

Slide 18 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Lees de volgende zin
De mensen waarmee ik op vakantie ga, zijn mijn vrienden.

Slide 21 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 25 - Open vraag

Als of dan
Gebruik 'als' bij vergelijkingen
Mijn scooter is net zo snel als die van jou.

Gebruik 'dan' bij een verschil
Seizoen 2 van die serie vind ik slechter dan seizoen 1.
Ik denk dat ik beter in zingen ben dan jij.

Slide 26 - Tekstslide

  • Mara loopt even hard als mij/ik 
  • Mara loopt even hard als ik (loop)

  • Sophie heeft een mooiere stem dan mij/ik 
  • Sophie heeft een mooiere stem dan ik (heb)

Tip: Bij twijfel kun je de zin aanvullen met woorden die in het eerste deel van de zin al werden gebruikt. 

Slide 27 - Tekstslide

Gebruik 'dan' bij woorden: ander, andere, anders

  • De dag liep anders dan ik had verwacht.
  • Karel kreeg een andere dan ik (kreeg).

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welke fout zie je?

Slide 30 - Open vraag

Na of naar
Na de les ga ik een broodje kopen.
Voor de les ga ik een broodje kopen.

Na/voor = tegenstelling.



Slide 31 - Tekstslide

Je gebruikt 'naar' in alle andere situaties.

  • Ik ga naar huis.
  • Heb je het naar je zin hier?
  • Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u deze mail. 

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak in Taalblokken de opdrachten 'Taalverzorging' 
  • https://2fnederlands.wordpress.com/category/stijl/ > maak de opdrachten als/dan en jou/jouw, u/uw, me/mij/mijn

Slide 33 - Tekstslide

Dilemma

Slide 34 - Tekstslide