Werkwoorden

Tekst
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Tekst

Slide 1 - Tekstslide

De Duitse werkwoorden schrijf je met een hoofdletter
A
ja , dat klopt
B
nee dat klopt niet

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord moet je onthouden om de Duitse werkwoorden kunnen te vervoegen?

Slide 3 - Woordweb

Wat doe je met het word feesttenten?
A
fe weg en 1-2-3-1-2-3
B
fe weg en 1-2-1-2-1-2
C
fe weg en 2-1-2-1-2-1

Slide 4 - Quizvraag

Het werkwoord kaufen. Wat is hier een stam?

Slide 5 - Woordweb

Welke volgorde is goed?
A
ich er sie es du ihr sie Sie wir
B
ich du er sie es wir ihr sie Sie
C
wir ihr sie du er sie es Sie
D
ich du er sie es ihr wir sie Sie

Slide 6 - Quizvraag

Er ..............(gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehet

Slide 7 - Quizvraag

ich ..............(machen)
A
machst
B
macht
C
mache
D
machen

Slide 8 - Quizvraag

ihr ........................(kaufen)
A
kaufen
B
kauft
C
kaufe

Slide 9 - Quizvraag

Das Kind ...................(suchen)
A
suchen
B
suche
C
sucht
D
suchst

Slide 10 - Quizvraag

Martin und Paula ................. (tanzen)
A
tanzen
B
tanzt
C
tanze

Slide 11 - Quizvraag

Frau Meier, ................. Sie schnell (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 12 - Quizvraag

Die Oma ..................... (lachen)
A
lache
B
lachst
C
lachen
D
lacht

Slide 13 - Quizvraag

Die Eltern (mv) ..........................(reparieren) das Spielzeug.
A
reparieren
B
repariere
C
repariert

Slide 14 - Quizvraag

Warum ..................(packen) du den Koffer nicht?
A
packe
B
packst
C
packt
D
packen

Slide 15 - Quizvraag

Das Brot ........................(schmecken) nicht
A
schmecke
B
schmeckt
C
schmecken
D
schmeckst

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide