Woordenschat Lj 2

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Woord van het jaar 2021
 Prikspijt
Met maar liefst 82% van de stemmen werd prikspijt de absolute winnaar van het Woord van het jaar 2021. Prikspijt betekent dat je spijt hebt dat je je hebt laten inenten tegen een bepaalde ziekte. Dat juist dit woord met zo’n grote meerderheid gewonnen heeft, komt volgens sommigen door een oproep van vaccinatieweigeraars op Twitter om op dit woord te stemmen.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is woordenschat belangrijk?

Slide 3 - Open vraag

Waarom is woordenschat belangrijk?
 Een ruime woordenschat is belangrijk voor alle taalvaardigheden. Iemands woordenschat is verbonden aan succes op school, begrijpend lezen en het kunnen leren van teksten. Woordenschat heeft alles te maken met het kunnen spreken, luisteren en lezen.

Slide 4 - Tekstslide

Bovendien...
heb je immers woorden nodig, en kennis over hun betekenis en gebruik om je gedachten en ideeën over te kunnen brengen, zowel mondeling als schriftelijk. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Zo kun je een betekenis van een woord uit de tekst afleiden:

  • Er staat een omschrijving of definitie van het woord in de tekst
  • Er staat een synoniem van het woord in de tekst
  • Het woord wordt uitgelegd met behulp van een voorbeeld
  • Er staat een woord met een tegenstelde betekenis in de tekst
  • je kent een deel van het woord

Slide 7 - Tekstslide

of je zoekt het op!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De arts bespreekt met de patiënt de DIAGNOSE
A
medicatie
B
ziektebeeld
C
advies over gezondheid

Slide 11 - Quizvraag

Mijn buurman LEASET een auto
A
koopt van zijn spaargeld
B
huurt voor langere tijd
C
leent tijdelijk

Slide 12 - Quizvraag

Van oude grondstoffen iets nieuws maken
A
recyclen
B
evolueren
C
abstraheren
D
opwekken

Slide 13 - Quizvraag

De maximale afstand die een voertuig af kan leggen met een bepaalde hoeveelheid energie
A
domein
B
actieradius
C
accu
D
afstandscalculator

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
bijeenkomst
B
conferentie
C
vergadering
D
afbeelding

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
evolueren
B
fascineren
C
ontwikkelen
D
veranderen

Slide 16 - Quizvraag

Indonesië BEHOORDE TOT het Nederlandse rijk
A
was de baas over
B
was in oorlog met
C
was een deel van

Slide 17 - Quizvraag

Iets wat je moeilijk vindt, maar waarvan je denkt dat het wel gaat lukken is
A
een fiasco
B
een uitdaging
C
een schande
D
een discipline

Slide 18 - Quizvraag

Zeggen dat iemand iets moet doen of gebruiken is
A
voorschrijven
B
volhouden
C
archiveren
D
benadrukken

Slide 19 - Quizvraag

De kracht om iets te blijven doen ook als je geen zin hebt is
A
de uitdaging
B
de consumptie
C
de trots
D
de discipline

Slide 20 - Quizvraag

De ........... van cola ligt in Nederland op 34 liter per persoon per jaar
A
consumptie
B
discipline
C
indicatie

Slide 21 - Quizvraag

Hij kwam in aanmerking voor een BONUSREGELING
A
Uitbreiding van je contract
B
Een toelage die voor iedereen geldt
C
Een toelage die je krijgt als je zeer goed werk levert

Slide 22 - Quizvraag

Met zijn VITALITEIT zit het wel goed
A
Energie voor een actief leven
B
iemand die sportief is
C
iemand die gezond eet

Slide 23 - Quizvraag

Dat is een CRUCIALE beslissing
A
onbelangrijke
B
met gevolgen of bepaalde belangen
C
waar je lang over na moet denken

Slide 24 - Quizvraag

Zijn MINDSET laat te wensen over
A
de hoeveelheid geld die op zijn rekening staat
B
de manier waarop hij tegen dingen aankijkt
C
zijn werkhouding

Slide 25 - Quizvraag

Anna heeft een FLEXIBEL contract
A
Ze werkt iedere week evenveel uren
B
Ze kan zelf haar uren indelen
C
ze heeft geen vast uurloon
D
ze heeft een contract waarin geen vast aantal uren staat

Slide 26 - Quizvraag

Haar wasmand FUNGEERT nu als bijzettafel
A
heeft nu de rol van
B
is omgebouwd tot
C
is nu vervangen door

Slide 27 - Quizvraag

Afhaken is
A
niet meer meedoen
B
een taak overnemen
C
zorgen dat iets klaar is
D
goed twee zaken van elkaar kunnen scheiden

Slide 28 - Quizvraag

Die verandering is PERMANENT
A
prettig
B
onprettig
C
nog niet zeker
D
blijvend

Slide 29 - Quizvraag

Jouw opmerking is van ONDERGESCHIKT belang
A
heel belangrijk
B
minder belangrijk
C
niet goed genoeg
D
niet passend

Slide 30 - Quizvraag

Daar zit de CRUX
A
opvallendste verschil
B
belangrijkste probleem
C
grootste verandering

Slide 31 - Quizvraag

Hij GARANDEERT dat de onderneming een succes zal worden
A
belooft
B
ontkent
C
schreeuwt

Slide 32 - Quizvraag

De IMPACT van die vernieuwing is nog onduidelijk
A
gevolg
B
oorzaak
C
effect

Slide 33 - Quizvraag

CREEËREN is
A
kapotgaan
B
geloven
C
verbranden
D
maken

Slide 34 - Quizvraag

Deze INNOVATIE liet lang op zich wachten
A
een oplossing voor een probleem
B
een creatieve oplossing
C
vernieuwing

Slide 35 - Quizvraag

Beeldspraak is
A
iets beschrijven door het te vergelijken met iets anders
B
een taal die vooral gebruikt wordt om over kunst te praten
C
dat je eindelijk begrijpt wat iemand bedoelt

Slide 36 - Quizvraag