Week 21_Woensdag_Schooltaalwoorden

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Terugblik vorige les
Stillezen
Klassikaal woordenschat oefenen
In tweetallen woordenschat oefeningen maken
Evalueren 
Vooruitblik 

Slide 2 - Tekstslide

Wat ging goed?
- zelfstandig werken
- stillezen
- samenwerken

Wat kan beter?
- aanvang voor de les spullen klaarleggen
- laptops dicht

Wat heb je geleerd?
- Begrijpend lezen (woordenschat, deeltitels)

Mededeling
- Proefwerk BL/WS (alleen schooltaalwoorden M t/m Z)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'ondervinden'?
A
niet aanwezig zijn
B
beleven, ervaren of een werking ondergaan
C
als verschillend herkennen
D
overschrijven / in ontvangst nemen / krijgen

Slide 5 - Quizvraag

Overige woorden
niet aanwezig zijn (ontbreken)

als verschillend herkennen (onderscheiden)

overschrijven / in ontvangst nemen / krijgen  (overnemen)


Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'opvatting' ?
A
gelijkheid, gelijkenis of juridische afspraak
B
het op een bepaalde manier bekijken, de mening of het denkbeeld
C
inwerking van iets (of iemand) op iets (of iemand) anders
D
staat, toestand, houding

Slide 7 - Quizvraag

Overige woorden
gelijkheid, gelijkenis of juridische afspraak (de overeenkomst)

staat, toestand, houding  (de positie)

inwerking van iets (of iemand) op iets (of iemand) anders (de invloed)

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'voorzien zijn van' ?
A
in vergelijking met, tegenover
B
betekenis hechten aan, betekenen
C
wat je van een persoon of zaak eist voordat je tevreden bent
D
toegerust zijn met, hebben

Slide 9 - Quizvraag

Overige woorden
in vergelijking met, tegenover  (ten opzichte van)

betekenis hechten aan, betekenen (verstaan onder)

wat je van een persoon of zaak eist voordat je tevreden bent (voldoen aan)

Slide 10 - Tekstslide

Doel van de les
Je leert:
- de betekenis van de schooltaalwoorden M t/m Z 
- de schaaltaalwoorden M t/m Z in een zin toepassen



Slide 11 - Tekstslide

Totaal 4 lessen woordenschat
Les 1 werkblad in tweetallen (vandaag)
Les 2 Quiz (individueel)
Les 3 werkblad (in tweetallen)
Les 4 Quiz (individueel)

Je kunt elke woordenschatles punten verdienen.
Aan het einde van de 4e woordenschatles
krijgen de 3 leerlingen met de hoogste punten een prijs.
Woorden opzoeken? Gediskwalificeerd! Laat je laptop dicht.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Wat ga je doen? 
In tweetallen het werkblad maken. Je laptop is DICHT!
Klaar? TOP!
Kijk zelf na (de antwoorden liggen bij de docent, opdracht 3 kijkt docent na
Fouten gemaakt? Maak een nieuwe zin met het schooltaalwoord. 
Weer klaar? Kanjers! Kies uit:
- Lekker lezen uit je leesboek
- Aan de slag met SCORE Begrijpend lezen
- Kahoot! maken van de schooltaalwoorden
- Kruiswoordpuzzel maken van de schooltaalwoorden



timer
25:00

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken (na het nakijken het form inleveren bij de docent)
Oefening 1 voor elk goed antwoord een punt
Oefening 2 voor elk goed antwoord een punt
Oefening 3 de docent kijkt deze oefening na
Oefening 4 voor elk goed antwoord een punt

Foutjes gemaakt? Maak een nieuwe zin met het woord op je werkblad onder de puzzel. Is dit woord nu wel juist toegepast? Je krijgt een halve punt! De docent kijkt deze zinnen na.

Slide 15 - Tekstslide

Evalueren
Wat ging er goed?
Wat kan er de volgende keer beter?


Slide 16 - Tekstslide

We gaan aan de slag met begrijpend lezen, woordenschat en de boekendoos

Wat ga je doen of wat neem je mee?
  • Schooltaalwoorden M t/m Z (dus NIET A t/m L)
  • Leesboek 
  • Opgeladen laptop

Slide 17 - Tekstslide