T5B3 het zenuwstelsel

Regeling
5.3 het zenwustelsel

Boek, BiNaS en laptop op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Regeling
5.3 het zenwustelsel

Boek, BiNaS en laptop op tafel
Jas uit en over je stoel
Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

This lesson
15 min
Vorige leerdoelen herhalen
2 min
Leerdoelen 5.3
30 min
Behandelen hoofdstuk + opdrachten
3 min
Leerdoelen terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Lichaams temperatuur is een voorbeeld
van een dynamisch evenwicht in je lichaam.
Wat wordt hiermee bedoeld?
5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.

Slide 3 - Open vraag

Wat is homeostase?
5.1.1 Je kunt uitleggen wat homeostase is.
A
een negatieve terugkoppeling van een regelkring
B
een positieve terugkoppeling van een regelkring
C
het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het lichaam

Slide 4 - Quizvraag

In het hormoonstelsel is sprake van
negatieve terugkoppeling.

Wat is de functie van negatieve terugkoppeling?
5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.
A
Het meten van de omstandigheden in het externe milieu
B
Het meten van de omstandigheden in het interne milieu
C
Het stabiel houden van de omstandigheden in het externe milieu
D
Het stabiel houden van omstandigheden in het interne milieu

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort niet bij
het inwendig milieu?
5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.
A
Bloedplasma
B
De binnenkant van je darmen
C
De binnenkant van je longen
D
Weefselvloeistof

Slide 6 - Quizvraag

Een hormoon is een...
5.2.1 Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden.
A
Chemische stof
B
Receptor
C
Elektrisch signaaltje
D
Effector

Slide 7 - Quizvraag

Het proces waarbij de vorming
van een hormoon de
vorming van een eerder hormoon REMT heet ...
5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.
A
negatieve terugkoppeling
B
positieve terugkoppeling
C
neutrale terugkoppeling
D
vooruitkoppeling

Slide 8 - Quizvraag


Hormonen bestaan altijd uit:

5.2.1 Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden.
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
vitaminen

Slide 9 - Quizvraag

De volgende hormonen spelen een rol in ons lichaam:
1 hormonen uit de alvleesklier
2 hormonen uit de hypofyse
3 hormonen uit de schildklier
4 hormonen uit een bijnier
Welke hormonen hebben invloed op de groei?
5.2.2 Je kunt de werking van hormoonklieren beschrijven en uitleggen hoe doelwitorganen op de hormonen reageren.
A
Alleen 1.
B
Alleen 2.
C
Zowel 1 als 4.
D
Zowel 2 als 3.

Slide 10 - Quizvraag

De alvleesklier maakt de hormonen
insuline en glucagon aan.
Wat is de functie van deze twee hormonen?
Deze hormonen regelen de:
5.2.2 Je kunt de werking van hormoonklieren beschrijven en uitleggen hoe doelwitorganen op de hormonen reageren.
A
hoeveelheid gal.
B
bloedsuikerspiegel.
C
dikte van de klieren.
D
productie van maagsap.

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen 5.3
5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom hebben we een zenuwstelsel nodig?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Het zenuwstelsel bestaat uit
A
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
B
centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
C
centraal zenuwstelsel en lichaamzenuwen
D
perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Let op! Een impuls kan dus altijd maar 1 kant op gaan!

Slide 19 - Tekstslide

Een axon of dendriet kan meer dan een meter lang zijn.

Waar in het lichaam tref je zulke lange uitlopers van de zenuwcellen aan?

Slide 20 - Open vraag

bewegings zenuwcel/

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Impulsoverdracht

Slide 23 - Tekstslide

Hoe wordt een signaal tussen (zenuw)cellen doorgegeven?
Synaps = plaats waar de impulsoverdracht plaatsvindt.

Neurotransmitters = signaalmoleculen die worden afgegeven door zenuwcellen

Van axon naar doelwitcel --> andere zenuwcel, spiercel etc.

Slide 24 - Tekstslide

Anatomie zenuwstelsel
witte stof = uitlopers schakelcellen
grijze stof = cellichamen schakelcellen

Slide 25 - Tekstslide

Zintuig = Receptor
Spier = effector
Centraal zenuwstelsel
Motorische zenuwcel
Sensorische zenuwcel

Slide 26 - Sleepvraag

Centrale zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel
Grote hersenen
Hersenstam
Hersenzenuw
Ruggenmergzenuw
Kleine hersenen

Slide 27 - Sleepvraag

Met welk nummer is het cellichaam van een bewegingszenuwcel aangegeven?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

5.3.1 Je kunt de bouw, functies en werking van de verschillende delen van het zenuwstelsel beschrijven.
Ik heb meer uitleg nodig.
Ik ga eerst mijn boek lezen om het beter te begrijpen.
Ik begrijp dit leerdoel compleet

Slide 32 - Poll

5.3.2 Je kunt de bouw en signaalverwerking van de verschillende typen zenuwcellen beschrijven.
Ik heb meer uitleg nodig.
Ik ga eerst mijn boek lezen om het beter te begrijpen.
Ik begrijp dit leerdoel compleet

Slide 33 - Poll

5.3.3 Je kunt de bouw, functies en werking van de hersenen en het ruggenmerg beschrijven.
Ik heb meer uitleg nodig.
Ik ga eerst mijn boek lezen om het beter te begrijpen.
Ik begrijp dit leerdoel compleet

Slide 34 - Poll

Bij een hernia in de rug is er een tussenwervelschijf gescheurd, waardoor de inhoud ervan tegen de zenuwen in het ruggenmerg drukt (zie afbeelding 30). Iemand met een hernia heeft vaak pijn in de rug, maar er kunnen ook symptomen optreden zoals gevoelloosheid of krachtverlies in een been of voet.
Verklaar deze verschijnselen.

Slide 35 - Open vraag