werkwoordspelling 20

Let op!
Als het in te vullen woord geen persoonsvorm is.
Schrijf het woord dan gewoon op, zoals je hoort.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Let op!
Als het in te vullen woord geen persoonsvorm is.
Schrijf het woord dan gewoon op, zoals je hoort.

Slide 1 - Tekstslide

openen
Wie heeft de deur ...?
A
openen
B
geopend
C
geopent
D
geopendt

Slide 2 - Quizvraag

omhelzen (t.t.)
De man ... zijn vrouw.
A
omhelst
B
omhelsd
C
omhelsdt
D
omhiels

Slide 3 - Quizvraag

beloven
De ... wandeltocht moet nog plaatsvinden.
A
beloofte
B
beloven
C
belooftte
D
beloofde

Slide 4 - Quizvraag

uitbeelden
Gisteren hebben wij een glazenwasser ...
A
uitgebeeld
B
uitgebeelt
C
uitgebeeldt
D
uitbeelden

Slide 5 - Quizvraag

af lassen
De ... wandeltocht moet nog plaatsvinden.
A
las af
B
afgelassen
C
afgelaste

Slide 6 - Quizvraag

oprichten
De man ... vorige week een nieuwe club ...
A
richtte op
B
richte op
C
richtten op
D
richt op

Slide 7 - Quizvraag

Als een zin een bevel is, bijv:
Ga je kamer opruimen!
Dan plaats je altijd de ik-vorm in de zin.

Slide 8 - Tekstslide

vergelijken
... jezelf niet steeds met een ander!
A
vergelijk
B
vergeleek
C
vergeleik

Slide 9 - Quizvraag

optreden
... nu eens ... tegen dat geklets!
A
treedt op
B
treed op
C
treet op

Slide 10 - Quizvraag

opsluiten t.t.
... de hond ... in zijn hok!
A
sloot op
B
sluid op
C
sluit op
D
sluidt op

Slide 11 - Quizvraag

bewijzen
Fatma ... haar vriendin gisteren een dienst.
A
bewees
B
bewijst
C
bewijzen
D
beweest

Slide 12 - Quizvraag

doorgeven (v.t.)
De kinderen ... stiekem briefjes ...
A
gaven door
B
geven door
C
gafen door

Slide 13 - Quizvraag

uitzoeken
Mijn moeder heeft alle munten ...
A
uitgezochd
B
uitgezocht
C
uitgezochdt
D
uitgezoekt

Slide 14 - Quizvraag

afwisselen
Lees de tekst ... met je buurvrouw.
A
afwisselent
B
afwisselend
C
afwisselendt
D
afgewisseld

Slide 15 - Quizvraag

vrezen (v.t.)
De arts ... voor het leven van de zieke.
A
vreest
B
vreesde
C
vreesdde
D
vreesden

Slide 16 - Quizvraag

Kijk goed naar het woord!
intelligentie

Slide 17 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 18 - Open vraag

interpunctie

Slide 19 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 20 - Open vraag

selectie

Slide 21 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 22 - Open vraag

inspectie

Slide 23 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 24 - Open vraag

collectie

Slide 25 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 26 - Open vraag

autoritair

Slide 27 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 28 - Open vraag

circulaire

Slide 29 - Tekstslide

schrijf het woord op

Slide 30 - Open vraag

financiële

Slide 31 - Tekstslide

Schrijf het woord op

Slide 32 - Open vraag