Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Werkwoorden -startles
Werkwoordspelling
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Praktijkonderwijs
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Werkwoorden
Slide 3 - Tekstslide
de stam
fietsen - fiets
rennen - ren
slapen - sla
a
p
roepen - roep
springen - spring
geven - ge
ef
kiezen - kie
s
Slide 4 - Tekstslide
WERKWOORDSPELLING
Slide 5 - Tekstslide
springen
ik spring
jij/ u spring
t
hij/zij/het spring
t
wij spring
en
jullie spring
en
zij spring
en
Slide 6 - Tekstslide
huilen
ik huil
jij/ u huil
t
hij/zij/het huil
t
wij huil
en
jullie huil
en
zij huil
en
Slide 7 - Tekstslide
denken
ik denk
jij/ u denk
t
hij/zij/het denk
t
wij denk
en
jullie denk
en
zij denk
en
Slide 8 - Tekstslide
slapen
ik sl
aa
p
jij/ u slaap
t
hij/zij/het
slaap
t
wij slapen
jullie slapen
zij slapen
Slide 9 - Tekstslide
rennen
ik ren
jij/ u ren
t
hij/zij/het
ren
t
wij rennen
jullie rennen
zij rennen
Slide 10 - Tekstslide
geven
ik g
eef
jij/ u
geef
t
hij/zij/het
geef
t
wij geven
jullie geven
zij geven
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het werkwoord?
De leraar schrijft op het bord.
A
leraar
B
schrijft
C
bord
D
het
Slide 12 - Quizvraag
Vandaag werd hij erg boos.
A
vandaag
B
erg
C
werd
D
boos
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer vertrekt de trein naar Rotterdam?
A
wanneer
B
vertrekt
C
trein
D
Rotterdam
Slide 14 - Quizvraag
Wandelde hij in het park?
A
wandelde
B
hij
C
het
D
park
Slide 15 - Quizvraag
Wat koop jij in de kantine?
A
wat
B
kantine
C
jij
D
koop
Slide 16 - Quizvraag
Vandaag regent het hard.
A
vandaag
B
het
C
regent
D
hard
Slide 17 - Quizvraag
Hij geeft een antwoord op de vraag.
A
geeft
B
antwoord
C
hij
D
vraag
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de stam van het werkwoord
rennen
A
ren
B
renn
C
rennen
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de stam van het werkwoord
beginnen
A
beginnen
B
gin
C
begin
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de stam van het werkwoord
geven
A
geev
B
geef
C
gev
Slide 21 - Quizvraag
De jongen ....(lopen)
A
lopt
B
loop
C
loopt
Slide 22 - Quizvraag
U ....... (roepen)
A
roep
B
roept
C
roepen
Slide 23 - Quizvraag
Wij ........ (wachten)
A
wacht
B
wachte
C
wachten
Slide 24 - Quizvraag
De leerlingen ....... (schrijven)
A
schrijv
B
schrijf
C
schrijven
D
schrijfen
Slide 25 - Quizvraag
Het schrift ....(vallen) op de grond.
A
vall
B
val
C
vallt
D
valt
Slide 26 - Quizvraag
Sleep de werkwoorden en de zinnen naar de juiste foto.
Hij fietst.
Hij speelt.
Hij bezorgt
Slide 27 - Sleepvraag
Sleep de persoonsvorm naar de juiste plek.
3. De docent ................. een toets.
1. Hij ........ een brief.
2. Barcelona .......... van Ajax.
5. Hij ............... altijd op de fiets naar school.
4. Carlos ................. niet van pizza.
6. Hoe ....... die jongen??
geeft
schrijft
wint
houdt
komt
heet
Slide 28 - Sleepvraag
Nog vragen?
Maak de verwerkingsopdracht in Teams
Slide 29 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Werkwoorden -startles
Maart 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Werkwoorden 24 maart 2023
Maart 2023
- Les met
18 slides
Spelling
Basisschool
Groep 6
Tegenwoordige / verleden tijd
Oktober 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5,6
Nederlands spelling werkwoorden oefenen 1
Februari 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Werkwoorden -startles
Oktober 2022
- Les met
35 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Spelling 21-3
Maart 2022
- Les met
10 slides
Spelling
Basisschool
Groep 6
Les 5 Nt2 Formulieren/agenda en werkwoorden
Oktober 2023
- Les met
13 slides
Nederlands NT2
Beroepsopleiding
Werkwoorden -startles
Februari 2023
- Les met
22 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs