20190604 opbouw van een tekst

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  5 Uitleg standaardtekststructuur
  5 Uitleg alinea (+ oefening)
10 Functiewoorden (+ oefeningen)
20 Oefentekst
Leerdoel

Je kent en herkent de onderdelen van een standaardtekststructuur in een tekst;

Je weet hoe een alinea is opgebouwd;

Je kent en herkent functiewoorden;

Slide 2 - Tekstslide

Standaardtekststructuur
  • Inleiding
  • Kern
  • Slot

Slide 3 - Tekstslide

Standaardtekststructuur
Inleiding         De schrijver probeert je nieuwsgierig te maken, zodat je verder wilt lezen.
Kern                  Grootste deel van de tekst. Het onderwerp van de tekst wordt inhoudelijk 
                            besproken.
Slot                    Afsluiting van de tekst met een samenvatting, conclusie, advies of een combinatie.

Slide 4 - Tekstslide

Alinea
  • Zinnen die bij elkaar horen, staan bij elkaar. Samen wordt dit een alinea. 
  • De verschillende alinea's volgen elkaar op een logische manier op.
  • Iedere alinea heeft een eigen functie in de tekst.
  • Elke alinea bevat een kernzin die de belangrijkste boodschap van de alinea bevat.

Slide 5 - Tekstslide

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zinnen?
Inleiding
Kern
Slot
En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.
Televisie biedt bovendien de broodnodige ontspanning.
Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.
Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?
Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.
Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.

Slide 6 - Sleepvraag

Functiewoorden
  • Kondigt de functie van een  tekstdeel of alinea aan.
  • De schrijver vertelt vaak letterlijk wat je in dat tekstdeel kunt verwachten.
  • Een functiewoord tref je vaak aan in de eerste zin van een alinea.
  • Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter.
  • Vaak worden functiewoorden niet gegeven en moet je zelf de functie van een tekstdeel bepalen.
  • Voorbeelden van functiewoorden: aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing en verklaring.

Slide 7 - Tekstslide

Oefening
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
  1. Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.
  2. Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.
  3. De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!
  4. De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappen leider.
  5. Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.
  6. Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Oefening
Schrijf van onderstaande zinnen op wat het functiewoord is.
  1. Een belangrijk gevolg van deze maatregel is minder criminaliteit.
  2. Ter nuancering: niet iedereen zal meedoen met dit project.
  3. De oplossing ligt voor de hand. We moeten meer boeken lezen!
  4. De verkiezingen waren een fiasco. De oorzaak is onze slappen leider.
  5. Vis eten is gezond. Haring, een vis die bomvol zit met goede vetten, is hier een goed voorbeeld van.
  6. Minder eten of meer bewegen: het blijft een moeilijke afweging voor veel mensen die te zwaar zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
argument
aanbeveling
samenvatting
conclusie
aanleiding
definitie
voorbeeld
constatering
uitwerking
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
omschrijving van wat er met een bepaald verschijnsel wordt bedoeld
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
reden waarom iemand iets vindt
goedbedoelde raad
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande

Slide 10 - Sleepvraag

1
2
3
4
Voel je een niesbui opkomen? Wat je ook doet, probeer die niet tegen te houden door je neus of mond dicht te houden. Dokters geven dit advies nadat een 34-jarige man een gat in zijn keel kreeg door de spanning die hierdoor ontstond.
De anonieme man in kwestie hield zijn neusgaten en mond dicht om het niezen te verdoezelen, maar dat liep verkeerd af. Door de spanning die daardoor ontstond, kreeg hij plots een enorme pijnscheut en kon hij amper nog slikken en ademen. Hij werd naar de spoeddienst van het ziekenhuis gebracht, waar hij een week lang door een tube moest gevoed worden. De analyse? De enorme druk die ontstond in de keelholte bij het ophouden van zijn nies, zorgde ervoor dat de achterkant van zijn keel - de farynx of het slokdarmhoofd - scheurde.
“Een niesbui tegenhouden door je neus of mond dicht te houden is een gevaarlijk manoeuvre en dat vermijd je beter,” leggen de dokters uit. “Het kan tot verschillende complicaties leiden, zoals lucht die komt vast te zitten in de borst tussen de longen, een geperforeerde trommelvlies en zelfs het fatale barsten van bloedvaten in het brein.”
Het doktersadvies: houd beleefd een zakdoek of hand voor je mond, maar laat die nies bij voorkeur ongegeneerd ontsnappen. Een week of langer in het ziekenhuis doorbrengen is die schaamte over een doodgewone niesbui ook niet waard.

Slide 11 - Sleepvraag

Zelfstandig leren


De eerste 10 minuten is het volledig stil.

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide