Kopen en Werken (3e) H5. De financiële administratie van een eigen bedrijf

Week 42 (vanaf 14 oktober 2024)
Hoofdstuk 5. De financiële administratie van een eigen bedrijf
  • terugblik vorige les (marketingmix en SWOT)
  • leerdoelen
  • instructie (balans)
  • maakwerk: opdracht 5.3, 5.5 en 5.6
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 42 (vanaf 14 oktober 2024)
Hoofdstuk 5. De financiële administratie van een eigen bedrijf
  • terugblik vorige les (marketingmix en SWOT)
  • leerdoelen
  • instructie (balans)
  • maakwerk: opdracht 5.3, 5.5 en 5.6

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige les (marketingmix)
kwaliteit, uiterlijk (kleur, vormgeving, maten), technische eigenschappen (vermogen, snelheid), status, betrouwbaarheid, imago,
merk, service, verpakking
hoge prijs (minder afzet), lage prijs (meer afzet), prijsdifferentiatie, kortingen, toeslagen, keuze, gratis, concurrentie,
psychologische prijsstelling

fabriek, groothandel, detailhandel,
stad / platteland, vestigingen,
online, geografisch (klimaat, zee, rivier,
kust, bergen, bos), infrastructuur (vliegveld, havens, wegen, spoorlijnen, elektra, internet)
massamedia (tv, radio, internet,
krant, tijdschrift), story telling,
direct  marketing (e-mail, folder),
online marketing (internet, social media)

Slide 2 - Tekstslide

SWOT-analyse
SWOT staat voor:
  • Strengths = Sterktes
  • Weaknesses = Zwaktes
  • Opportunities = Kansen
  • Threats = Bedreigingen

Deze kun je verdelen in een kwadrant van Intern / Extern en Positief / Negatief.

Slide 3 - Tekstslide

Oefening (SWOT-analyse)
WAT     maak een SWOT-analyse van McDonalds of Ikea
HOE     in groepjes van 2 tot 3 leerlingen
HULP   LessonUp, lesboek (pagina 57) en docent
TIJD     5 minuten
UITKOMST ieder groepje vult de SWOT-analyse in van McDonalds of Ikea
KLAAR dan ga je de andere SWOT-analyse maken

Slide 4 - Tekstslide

SWOT-analyse
  • Wereldwijd bekend merk
  • Snelle service
  • Voedsel kwaliteit
  • Financieel sterk

  • Nieuwe locaties
  • Gezond en innovatief menu
  • Helpen van goede doelen
  • Weinig innovatie
  • Calorierijk menu
  • Concurrenten (KFC, BurgerKing)
  • Trend in gezond eten

Slide 5 - Tekstslide

SWOT-analyse
  • Standaardisatie
  • Redelijke prijs
  • Gemak
  • Innoverend
  • Groot assortiment
  • Behoefte aan hulp bij installatie
  • Behoefte aan goede prijs / kwaliteit
  • Geen exclusiviteit
  • Hoge bezorgkosten
  • Vaste looproutes
  • Behoefte aan originaliteit
  • Concurrentie (Kwantum, Leen Bakker)

Slide 6 - Tekstslide

Als je een nieuwe auto van het merk Kia koopt, krijg je 7 jaar garantie.

Welk marketinginstrument wordt hier gebruikt?
A
product
B
prijs
C
plaats
D
promotie

Slide 7 - Quizvraag

De elektrische fietsen van Stella zijn alleen online te bestellen en te onderhouden bij speciale fietsenmakers.

Welk marketinginstrument wordt hier gebruikt?
A
product
B
prijs
C
plaats
D
promotie

Slide 8 - Quizvraag

108. Rob is bezig een SWOT-analyse op te stellen voor zijn autogarage.

‘Door verbeterde technieken hebben auto’s minder onderhoud nodig’ valt in deze analyse onder ...
A
sterktes
B
zwaktes
C
kansen
D
bedreigingen

Slide 9 - Quizvraag

109. Rop is bezig een SWOT-analyse op te stellen voor zijn garage.

‘Een aantal automonteurs is nog in opleiding en moet intensief begeleid worden’ valt in deze analyse onder ...
A
sterktes
B
zwaktes
C
kansen
D
bedreigingen

Slide 10 - Quizvraag

Kunnen H5. Financiële administratie
  • Ik kan uitleggen wat een balans is.
  • Ik kan het eigen vermogen berekenen als de bezittingen en schulden bekend zijn.
  • Ik kan het eigen vermogen op de balans aan het einde van een periode op twee verschillende manieren berekenen.
  • Ik kan mutatiebalansen opstellen.
  • Ik kan uitleggen wat een resultatenrekening is.
  • Ik kan de nettowinst berekenen aan de hand van de resultatenrekening.
  • Ik kan het verschil en verband aangeven tussen een balans en een resultatenrekening.

Slide 11 - Tekstslide

Balans en resultatenrekening
Barney wil zijn financiële gegevens overzichtelijk ordenen.
Hij vraagt zijn vriend Ted, om hulp. Ted ordent zijn financiën
met behulp van 2 financiële overzichten:
  • Balans (bezittingen & schulden) in paragraaf 5.1
  • Resultatenrekening (kosten & opbrengsten) in paragraaf 5.2

Slide 12 - Tekstslide

Ted's Aardbeienjamfabriek
Wat heeft Ted allemaal nodig voor zijn aardbeienfabriek?

Slide 13 - Tekstslide

Ted's Aardbeienjamfabriek
Wat heeft Ted allemaal nodig (bezittingen) voor zijn aardbeienfabriek?
  • gebouw (met grond)                                                                              Gebouwen
  • suiker                                                                                                            Voorraad
  • aardbeien                                                                                                    Voorraad
  • grote bakken waar de jam in kan                                                     Inventaris 
  • pureermachine voor het pureren van de aardbeien               Machines
  • machine die de jam in de potjes spuit                                           Machines
  • kassa                                                                                                              Inventaris
  • voorraad van verpakkingen (glazen potjes)                                 Voorraad
  • kasgeld                                                                                                          Kas
  • geld op de bank                                                                                         Bank

Slide 14 - Tekstslide

Ted's Aardbeienjamfabriek
En hoe gaat Ted dat allemaal betalen (schulden)?
  • eigen (gespaard) geld                                                             Eigen Vermogen
  • lenen (hypotheek, bank of familie)                                   Vreemd Vermogen

  • Pas op: lenen leidt tot schulden!,
  • waarover rente betaald moet worden en
  • dat in de toekomst afgelost moet worden.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe werkt de balans?
1. Welke 2 kanten heeft een balans?


2. In welke groepen is de linkerkant verdeeld?



3. In welke groepen is de rechterkant verdeeld?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Hoe werkt de balans?
1. Welke 2 kanten heeft een balans?
  • linkerkant (debetzijde, activa of bezittingen)
  • rechterkant (creditzijde, passiva of schulden)
2. In welke groepen is de linkerkant verdeeld?
  • vaste activa (gaan langer mee dan 1 jaar)
  • vlottende activa (gaan korter mee dan 1 jaar)
  • liquide middelen (betaalmiddelen)
3. In welke groepen is de rechterkant verdeeld?
  • eigen vermogen
  • vreemd vermogen lang (schulden langer dan 1 jaar)
  • vreemd vermogen kort (schulden korter dan 1 jaar)

Slide 18 - Tekstslide

Balans
Een balans is een financieel overzicht van bezittingen en schulden op een bepaald moment.

  • Bezittingen
        links van de balans
        debet (activa)
  • Schulden
        rechts van de balans
        credit (passiva)

De balans is altijd in balans en een momentopname (= voorraadgrootheid). Na een gebeurtenis binnen het bedrijf, zullen de bedragen op de balans gaan veranderen (= balansmutatie).

Slide 19 - Tekstslide

Balansmutatie
Stel, je bent de baas van AirDroneSecurity en je levert goederen aan een klant voor € 500.
De klant zal de factuur van de goederen
binnen een maand betalen. Welke posten
op de balans zullen gaan veranderen?
  • Voorraad goederen - € 500
  • Debiteuren + € 500

Een week later betaalt de klant via de bank.
Welke posten op de balans zullen dan gaan veranderen?
  • Debiteuren - € 500
  • Bank + € 500

Slide 20 - Tekstslide

Debiteuren en Crediteuren
  • Debiteuren: klanten (afnemers) die iets van jou hebben gekocht, maar nog niet betaald hebben. Je krijgt nog geld van ze, het wordt jouw bezit.
  • Crediteuren: jij hebt als bedrijf iets gekocht bij een ander bedrijf, maar je moet dit bedrijf nog betalen. Je hebt een schuld bij dat bedrijf.

Let op:
  • debiteuren links op de balans (bezit)
  • crediteuren rechts op de balans (schuld)

Slide 21 - Tekstslide

Balans
1. De bezittingen (links) zijn verdeeld in:
 a. Vaste activa (langer dan een jaar)                     Afschrijven = waardevermindering van vaste activa.
  • Winkelpand en Bedrijfsauto
 b. Vlottende activa (korter dan een jaar)
  • Voorraad goederen en Debiteuren
 c. Liquide activa (betaalmiddelen)
  • Bank en Kas
2. De schulden (rechts) zijn verdeeld in:
 a. Eigen vermogen
  • Eigen vermogen
 b. Vreemd vermogen (lang)
  • Lening familie en Banklening
 c. Vreemd vermogen (kort)
  • Crediteuren

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 5.3, 5.5 en 5.6 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 5 minuten voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met paragraaf 5.2

Slide 24 - Tekstslide

Week 43 (vanaf 21 oktober 2024)
Hoofdstuk 5. De financiële administratie van een eigen bedrijf
  • terugblik vorige les (balans)
  • leerdoelen
  • instructie (resultatenrekening)
  • maakwerk: opdracht 5.19, 5.20 en 5.22 in je schrift

Slide 25 - Tekstslide

Terugblik vorige les (de balans)
Een balans is een financieel overzicht van bezittingen en schulden op een bepaald moment.

  • Bezittingen
        links van de balans
        debet (activa)
  • Schulden
        rechts van de balans
        credit (passiva)

De balans is altijd in balans en een momentopname (= voorraadgrootheid). Na een gebeurtenis binnen het bedrijf, zullen de bedragen op de balans gaan veranderen (= balansmutatie).

Slide 26 - Tekstslide

Waaruit bestaat een balans?
A
eigen en vreemd vermogen
B
kosten en opbrengsten
C
bezittingen en schulden
D
debiteuren en crediteuren

Slide 27 - Quizvraag

Welk onderdeel valt onder de activa van een balans?
A
eigen vermogen
B
voorraad goederen
C
banklening
D
crediteuren

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld liquide activa?
A
bedrijfsauto
B
debiteuren
C
bank
D
banklening

Slide 29 - Quizvraag

Een klant betaalt een rekening per bank voor de geleverde goederen.

Welke gevolg heeft dit voor de balans?
A
de debiteuren worden hoger
B
de debiteuren worden lager
C
de bank wordt lager
D
het eigen vermogen wordt groter

Slide 30 - Quizvraag

Kunnen H5. Financiële administratie
  • Ik kan uitleggen wat een balans is.
  • Ik kan het eigen vermogen berekenen als de bezittingen en schulden bekend zijn.
  • Ik kan het eigen vermogen op de balans aan het einde van een periode op twee verschillende manieren berekenen.
  • Ik kan mutatiebalansen opstellen.
  • Ik kan uitleggen wat een resultatenrekening is.
  • Ik kan de nettowinst berekenen aan de hand van de resultatenrekening.
  • Ik kan het verschil en verband aangeven tussen een balans en een resultatenrekening.

Slide 31 - Tekstslide

Welke gegevens heb je nodig
om je winst te berekenen?

Slide 32 - Woordweb

Hoe werkt de winst- en verliesrekening?
Kijkvragen:

1. Hoe wordt de winst- en verliesrekening ook wel genoemd?


2. Wat staat er in de winst- en verliesrekening?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Hoe werkt de winst- en verliesrekening?
Kijkvragen:

1. Hoe wordt de winst- en verliesrekening ook wel genoemd?
  • Resultatenrekening

2. Wat staat er in de winst- en verliesrekening?
  • Omzet (afzet x verkoopprijs)
  • Inkoopwaarde van de omzet (afzet x inkoopprijs)
  • Bruto winst (of verlies)
  • Bedrijfskosten (huur-, energie-, personeels-, verkoop- en overige kosten)
  • Netto winst (of verlies)

Slide 35 - Tekstslide

Resultatenrekening
De resultatenrekening is een financieel overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode (maand, kwartaal of jaar).

  • Kosten
        links van de resultatenrekening  (debet)
  • Opbrengsten
        rechts van de resultatenrekening (credit)
       
De resultatenrekening is ook altijd in balans en gaat over een periode (= stroomgrootheid). Het verschil tussen de kosten en de opbrengsten is de winst (eigen vermogen stijgt) of het verlies (eigen vermogen daalt).

Slide 36 - Tekstslide

Oefening (resultatenrekening)
Onderstaande resultatenrekening is een financieel overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode.
1. Hoeveel is de bruto winst?
  • omzet = € 455.300
  • inkoopwaarde omzet = € 300.000
  • bruto winst = € 455.300 - € 300.000 = € 155.300
2. Hoeveel is de netto winst?
  • bedrijfskosten =
  • € 70.000 + € 35.000 + € 2.100 + € 1.500 = 108.600 
  • netto winst = € 155.300 - 108.600 = € 46.700
3. Wat moet er staan bij (...A...) en (...B...)
  • A = Netto winst en B = € 46.700
4. Wat moet er staan bij (...C...) en (...D...)
  • bij beiden niets want er is winst en geen verlies
5. Wat moet er staan bij (...E...) en (...F...) 
  • bij beiden € 455.300 want de resultatenrekening is altijd in balans!

Slide 37 - Tekstslide

Balans en Resultatenrekening
  • Op een balans staan bezittingen en schulden en eigen vermogen (EV).
  • De balans is een momentopname (voorraadgrootheid).
  • Het eigen vermogen (EV) op de balans verandert door kosten (afname EV) en door opbrengsten (toename EV).
  • De kosten en opbrengsten, waardoor het eigen vermogen verandert, staan niet op de balans, maar op de resultatenrekening.
  • De resultatenrekening gaat over een bepaalde periode (stroomgrootheid, bijvoorbeeld een jaar): alle opbrengsten en kosten van dat jaar worden weergegeven.



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Aan welke kant van de resultatenrekening staan de opbrengsten?
A
debet
B
credit
C
links
D
rechts

Slide 40 - Quizvraag

Aan welke kant van de resultatenrekening staan de kosten?
A
debet
B
credit
C
links
D
rechts

Slide 41 - Quizvraag

Als een bedrijf verlies maakt, aan welke kant van de resultatenrekening staat dit verlies dan?
A
debet
B
credit
C
links
D
rechts

Slide 42 - Quizvraag

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 5.19, 5.20 en 5.22 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 5 minuten voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: bouwsteen 5.1

Slide 43 - Tekstslide

Kennen H5. Financiële administratie
  • Balans
  • Eigen vermogen en Vreemd vermogen 
  • Vaste activa, Vlottende activa en Liquide activa
  • Creditzijde en Debetzijde
  • Crediteuren en Debiteuren
  • Mutatiebalans
  • Voorraadgrootheid en Stroomgrootheid
  • Afschrijven en Afschrijvingskosten
  • Resultatenrekening

Slide 44 - Tekstslide

Fijne herfstvakantie!

Slide 45 - Tekstslide