Het weer en de waterkringloop

Het weer en de waterkringloop
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het weer en de waterkringloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les begrijp je hoe het weer werkt en wat de drie weerselementen zijn
  • Aan het einde van de les begrijp je wat de waterkringloop is en hoe deze verband houdt met het weer
  • Aan het einde van de les ken je de verschillende soorten neerslag en de omstandigheden waaronder ze ontstaan

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het weer en de waterkringloop?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het weer en de drie weerselementen
  • Het weer wordt bepaald door de drie weerselementen: temperatuur, neerslag en wind
  • Temperatuur is de warmte of kou van de lucht
  • Neerslag is water dat uit de lucht valt in de vorm van regen, sneeuw, hagel of ijzel
  • Wind is de beweging van de lucht van hoge drukgebieden naar lage drukgebieden

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luchtdruk en wind
  • Luchtdruk is het gewicht van de lucht die op de aarde drukt
  • De wet van Buys Ballot beschrijft hoe lucht stroomt van gebieden met hoge druk naar lage druk met een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond
  • Aanlandige wind waait vanuit zee naar het land en aflandige wind waait vanaf het land naar zee

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kringloop van het water
  • De waterkringloop laat zien hoe water verandert van vorm en plaats, en is gerelateerd aan het weer
  • Water verdampt vanuit oceanen, meren en rivieren en stijgt op als waterdamp
  • Waterdamp koelt af en vormt wolken
  • Wolken laten neerslag vallen op aarde

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanlandige en aflandige wind
  • Aanlandige wind is vochtig omdat het over het water stroomt en warmte en vochtigheid opneemt
  • Aflandige wind is droog omdat het over het land stroomt en warmte en vochtigheid afgeeft

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stuwingsregen, frontale regen en stijgingsregen
  • Stuwingsregen ontstaat als lucht bij een gebergte door de wind omhoog wordt gestuwd
  • Frontale regen ontstaat als koude en warme lucht elkaar ontmoeten
  • Stijgingsregen ontstaat als lucht opstijgt door verwarming van de aarde

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke begrippen
  • Weerselementen: temperatuur, neerslag en wind
  • Luchtdruk: het gewicht van de lucht die op de aarde drukt
  • Wet van Buys Ballot: lucht stroomt van hoge druk naar lage druk met een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond
  • Waterkringloop: het proces waarbij water steeds van vorm en plaats verandert
  • Aanlandige wind: wind die vanuit zee richting land waait
  • Aflandige wind: wind die vanaf het land richting zee waait
  • Stuwingsregen: regen die ontstaat als lucht bij een gebergte door de wind omhoog wordt gestuwd
  • Frontale regen: regen die ontstaat als koude en warme lucht elkaar ontmoeten
  • Stijgingsregen: regen die ontstaat als lucht opstijgt door verwarming van de aarde

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.