A: De samenleving individualiseerde.
B: Er vond ontzuiling plaats.
C: Er vond ontkerkelijking plaats.
D: Jongeren gingen langer naar school en meer jongeren gingen studeren.
E: Nederland werd een welvarend land.
F: Steeds meer mensen kochten een televisie en kregen hun informatie via dit medium.
Feit F is een ... van feit E