Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Noem 3 leesstrategieën

Slide 2 - Woordweb

Hoe kan de schrijver een tekst inleiden?

Slide 3 - Open vraag

Inleiding 
  • De aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd.
  • Een voorbeeld bij het onderwerp gegeven.
  • Een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld.
  • Een belangrijke vraag gesteld.
  • Een mening of standpunt (over het onderwerp) gegeven.
  • De hoofdgedachte van de tekst genoemd.
  • Een deskundige over het onderwerp geïntroduceerd.
  • Iets over de opbouw van de tekst verteld.
  • - Een korte samenvatting van de tekst gegeven.

Slide 4 - Tekstslide

Wat wil de schrijver met het tekstdoel 'amuseren'?

Slide 5 - Open vraag

Tekstdoel
Wat wil de schrijver?
Tekstsoorten 
Informeren
Dat je iets te weten komt. 
Krantenartikel, tijdschriftartikel, nieuwsbericht
Overtuigen
Dat je dezelfde mening krijgt.
Reactie op website, ingezonden brief 
Waarschuwen
Dat je iets niet doet.
Reclametekst, advertentie, folder
Activeren
Dat je iets gaat doen
Reclametekst, advertentie
Instrueren
Uitleggen hoe je iets moet doen
Gebruiksaanwijzing, recept, handleiding
Adviseren
Je raad geven
Folder (apotheek)
Amuseren 
Je vermaken 
Verhaal, strip, cabaret 

Slide 6 - Tekstslide

Amuserende tekst
Amuseren
de lezer vermaken met 
een grappige tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het doel van de poster van de vorige slide?
A
Informeren
B
Overhalen/aansporen
C
Amuseren
D
Uitleg geven

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het doel van het recept op de vorige slide?
A
Informeren
B
Overhalen/aansporen
C
Amuseren
D
Uitleg geven

Slide 18 - Quizvraag

De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.
DOEL?
A
overhalen/aansporen
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 19 - Quizvraag

De schrijver wil zijn mening geven.
DOEL?
A
Uitleg geven
B
overtuigen
C
informeren
D
overhalen/aansporen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel van de meeste krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/aansporen
C
Uitleg geven
D
Overtuigen

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk de tekst.

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel alinea's heeft de tekst op de vorige slide?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 23 - Quizvraag

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 24 - Quizvraag

In welke drie onderdelen is een tekst verdeeld?

Slide 25 - Open vraag

Wat is een deelonderwerp?

Slide 26 - Open vraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 27 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noemen we ook alweer de belangrijkste zin uit een alinea? Meestal de 1e, 2e of laatste zin.

Slide 29 - Open vraag

Noem de tekstverbanden die je kent

Slide 30 - Woordweb

Youri ging naar school, maar was eigenlijk verkouden.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Oorzaak-gevolg
D
Conclusie

Slide 31 - Quizvraag

Welke 2 signaalwoorden horen bij een 'opsommend' verband?
A
Dus, echter
B
En, daarnaast
C
Als, voordat
D
Verder, samengevat

Slide 32 - Quizvraag

Wat vind je nog lastig aan de theorie?

Slide 33 - Open vraag