lezen oefenen en hoofd/bijzinnen

Unit Babel
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Unit Babel

Slide 1 - Tekstslide

Inquiry questions
Hoe gebruik ik voegwoorden in Nederlandse zinnen?
Wat zijn hoofd- en bijzinnen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
presentaties Tejo en Archisha
Herhaling van voegwoorden 
Hoofd en bijzinnen uitleg
video
oefenen
tekst lezen

Slide 3 - Tekstslide

presentaties taal 

 Tejo, Archisha

Slide 4 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Sentences with a main clause and a sub clause.
Hoofd- en bijzinnen zijn verbonden met een voegwoord:

Ik ben blij want ik heb een hoog cijfer voor Nederlands.
Ik ben blij omdat ik een hoog cijfer voor Nederlands heb.

Slide 5 - Tekstslide

Nevenschikkend voegwoord
coordinating conjuctions
en
of 
maar 
want
dus

Onderschikkend voegwoord
subordinating conjunctions
als/wanneer
toen
terwijl
tot(dat)
voor(dat)
nadat
sinds
nu

Slide 6 - Tekstslide

Video hoofd- en bijzinnen

Slide 7 - Tekstslide

Meer onderschikkende voegw.
Reden(reason): omdat, doordat, zodat(resultaat)
Ik zal de toren tekenen, zodat je het kan zien. 

Voorwaarde (condition): als, tenzij, of, mits
Als het morgen mooi weer is, kunnen we gaan zwemmen.


Slide 8 - Tekstslide

Nog meer
vergelijking (comparison): zoals, alsof
Ze keek alsof ze mij niet kon verstaan.

doel (purpose): om .... te +infinitief
Ze spreekt Nederlands om met die man te praten.

Slide 9 - Tekstslide

en nog meer
contradiction (tegenstelling): hoewel, terwijl
Hoewel het erg koud was, liep hij in een T-shirt op straat.

dat is ook een voegwoord:
Iedereen weet dat hij veel talen spreekt.
 Everyone knows he speaks many languages.
Je kunt het niet weglaten in het Nederlands!

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen
  1. aardig
  2. lekker
  3. veel
  4. dik
  5. laat
  6. druk
  7. goed
  8. gezellig 

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen
exercise 54 blz.79 (Concise grammar)

Klaar?
Exercise 55 en 56 blz. 81

Slide 12 - Tekstslide

Tekst lezen
Vraag: welk doel heeft deze tekst?

De taal die niet gesproken, maar gefloten wordt
fluiten-to wissle
fluiten/floot/gefloten




Slide 13 - Tekstslide