Cursus 3.4 Omgaan met verschillen

3.4 Omgaan met verschillen
Blz. 116
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3.4 Omgaan met verschillen
Blz. 116

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze paragraaf
  • weet je dat bepaalde symbolen, helden en rituelen bij een cultuur horen.
  • kun je voorbeelden geven van waarden en normen en kun je uitleggen wat met respect bedoel wordt.
  • kun je voorbeelden geven van feiten en meningen en kun je een standpunt onderbouwen met argumenten.
  • kun je voorbeelden geven van vooroordelen. 

Slide 2 - Tekstslide

Lezen & markeren
We lezen klassikaal het volgende stukje:
  • De Nederlandse cultuur
Daarna --> markeren

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak van 3.4 opdracht 1 t/m 4 op blz. 116 en 117.

Slide 8 - Tekstslide

Lezen & markeren
We lezen klassikaal de volgende stukjes:
  • Symbolen, rituelen en helden
  • Waarden en normen
Daarna --> markeren

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is voor jouw belangrijk?
Beantwoord voor jezelf de volgende vragen:
  • Heb jij een persoonlijke held? Zo ja, wie en waarom?
  • Wat is voor jouw een waarde, wat is belangrijk?
  • Wat is voor jouw een norm, wat vind jij normaal?
  • Welke normen en waarden krijg je van thuis mee?
timer
4:00

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak van cursus 3.4 opdracht 5 t/m 8 op blz. 106 en 107.

Slide 13 - Tekstslide

Lezen & markeren
We lezen klassikaal de volgende stukjes:
  • Feiten en meningen
  • Vooroordelen 
Daarna --> markeren

Slide 14 - Tekstslide

Wat is jouw mening?
  1. Schoolkantines moeten alleen gezonde snacks verkopen. 
  2. Opgroeien in de stad is beter dan op het platteland. 
  3. Kinderen moeten zelf hun vaste bedtijd kiezen.
  4. Kinderen moeten verplicht insecten leren eten op school.

Slide 15 - Tekstslide

Vooroordelen (voorbeelden)
Alle Belgen zijn dom.
Alle Nederlanders zijn gierig.
Duitsers hebben geen humor.
Spanjaarden zijn lui en temperamentvol.
Zwitserse mensen zijn altijd neutraal.


Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak van cursus 3.4 opdracht 9 t/m 12 op blz. 106 en 107.

Slide 17 - Tekstslide