17.3-17.5 Evolutie en soortsvorming

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Homoloog of analoog?
A
Homoloog
B
Analoog

Slide 2 - Quizvraag

Hoe weet je de verwantschap tussen twee soorten?
A
Dat zie je aan het eerste woord, de soortnaam
B
Dat zie je aan het eerste woord, de geslachtsnaam
C
Dat zie aan het tweede woord, de soortnaam
D
Dat zie je aan het tweede woord, de geslachtsnaam

Slide 3 - Quizvraag

Doelen
  • Je kunt uitleggen hoe genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest en recombinatie kunnen leiden tot een specifieke verandering binnen een soort.

  • Je kunt uitleggen hoe door reproductieve isolatie nieuwe soorten kunnen staan (allopatrisch en sympatrisch)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Evolutie in een notendop
1) er zijn binnen de populatie door mutaties en seksuele voortplanting nieuwe varianten ontstaan/varianten aanwezig waardoor genetische variatie aanwezig is


2) er vindt natuurlijk selectie plaats/ de (best)aangepaste individuen overleven


 3) de (best) aangepaste individuen geven de eigenschappen door

Slide 8 - Tekstslide

Als we het over evolutie hebben, welke tijdspanne hoort hier dan bij?
A
Enkele jaren - tientallen jaren
B
Honderden jaren
C
Duizenden jaren
D
Tienduizenden jaren en langer

Slide 9 - Quizvraag

Bij natuurlijke selectie past een organisme zich aan aan de omgeving
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Welke twee factoren bepalen de fitness van een individu?

Slide 13 - Open vraag

selectiedruk
omgevingsfactor die ervoor zorgt dat bepaalde eigenschappen een selectievoordeel of -nadeel hebben

bv: een slang zorgt dat alleen gecamoufleerde kameleon het overleeft.


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn.

Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Ja, natuurlijke selectie
B
Ja, kunstmatige selectie
C
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Leg deze video in je eigen woorden uit.
Gebruik de woorden genetische variatie, natuurlijke selectie, overleving

Slide 18 - Open vraag

Genotype vs Fenotype
Genotype zijn alle eigenschappen die vastliggen in je DNA (denk aan het woord GEN)
Fenotype is hoe alle eigenschappen tot uiting komen

Voorbeeld: stel je hebt ouders met blauwe ogen en met bruine ogen. Jijzelf hebt bruine ogen.  Jouw genotype is dan blauw-bruin. Je fenotype is bruin. 


Slide 19 - Tekstslide

Soortvorming d.m.v. natuurlijke selectie. Zet de zinnen in de juiste volgorde
Er bestaat variatie in genotype en fenotype binnen een populatie
De voordelige fenotypen worden dus doorgegeven
Een mutatie leidt tot een verandering in fenotype dat voordelig uitkomt in de omgeving
Door voortplanting, mutaties en recombinatie kunnen nieuwe genotypen ontstaan
De mutant overleeft door zijn aanpassing beter en krijgt meer nakomelingen 
Als er genoeg verschillen in genotype en fenotype zijn ontstaan kan dat leiden tot een nieuwe soortvorming

Slide 20 - Sleepvraag

Evolutie is niets anders dan een opeenstapeling van toevallige mutaties in het DNA die voordelig zijn voor de fitness van een individu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk
Alle vragen bij 17.3

Slide 22 - Tekstslide