Les 3 röntgen

Röntgen
13.5 + 13.6
Marlijn van Gent 
Schooljaar 2022-2023
Boek: Tandheelkundige kennis voor de tandartsassistenten
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
TandheelkundeBeroepsopleiding

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Röntgen
13.5 + 13.6
Marlijn van Gent 
Schooljaar 2022-2023
Boek: Tandheelkundige kennis voor de tandartsassistenten

Slide 1 - Tekstslide

LessonUp regels 
Doe actief mee in de les voor aanwezigheid!

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
Les 1: 13.1+13.2 
Les 2: 13.3+13.4
Les 3: 13.5+13.6
Les 4: 13.7+13.8
Les 5: 13.9+13.10
Les 6: 13.11+13.12
Les 7: Herhaling 
Les 8: Toets röntgen

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ontstaat röntgenstraling? Waarom is dit proces niet effectief?

Slide 4 - Open vraag

Leg uit wat buisspanning is.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de buisstroom?

Slide 6 - Open vraag

Naar hoeveel volt spanning wordt de normale netspanning van 220V omgezet in een röntgenapparaat?
Waarom is dit nodig?

Slide 7 - Open vraag

Hoe wordt de warmte die ontstaat in een röntgenapparaat afgevoerd?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een diafragma? Waar zorgt het diafragma voor?

Slide 9 - Open vraag

Waarom wordt er een conus aan het röntgenapparaat geschroefd?

Slide 10 - Open vraag

Waarom zit er een dodemansknop op de timer?

Slide 11 - Open vraag

Waarom gaat de tandarts achter een scheidingswand staan bij het maken van een röntgenfoto?

Slide 12 - Open vraag

Wat verstaan we onder de intensiteit van een stralenbundel? Welke factoren bepalen de intensiteit vaneen röntgenbundel?

Slide 13 - Open vraag

In welke eenheid wordt de buisstroom weergeven? Wat gebeurt er met de intensiteit als de buisstroom driemaal verhoogd wordt?

Slide 14 - Open vraag

Wat gebeurt er met de golflengte van de röntgenstraling als de buisspanning wordt verhoogd? Hoe noemen we de straling die ontstaat bij een hoge buisspanning?

Slide 15 - Open vraag

Hoe wordt voorkomen dat röntgenstralen met een te lange golflengte het röntgenapparaat verlaten?

Slide 16 - Open vraag

Wat verstaan we onder de intensiteit van een stralenbundel? Welke factoren bepalen de intensiteit vaneen röntgenbundel?

Slide 17 - Open vraag

In welke eenheid wordt de buisstroom weergeven? Wat gebeurt er met de intensiteit als de buisstroom driemaal verhoogd wordt?

Slide 18 - Open vraag

13.5 Absorptie 
Wanneer een stralenbundel met stralen van zeer uiteenlopende golflengtes in een object treedt, zullen niet alle stralen het object aan de andere zijde weer verlaten. Stralen waarvan het doordringend vermogen niet voldoende was, worden in het object tegengehouden. Deze opname van stralen in het object wordt absorptie genoemd. 

Slide 19 - Tekstslide

Absorptie

Slide 20 - Tekstslide

De mate van absorptie is afhankelijk van een aantal factoren:
  • De dikte van het object;
  • Het materiaal waaruit het object is opgebouwd. 
  • De samenstelling van de stralenbundel.

Slide 21 - Tekstslide

Beeldvorming
Beeldvorming ontstaat wanneer röntgenstralen inwerken op een fotografische plaat. Wanneer een object tussen een röntgenbron en een fotografische plaat wordt geplaatst, ontstaat na ‘doorlichten’ van het object een beeld op de fotografische plaat.

Slide 22 - Tekstslide

Stralencontrast 
De intensiteit van de uittredende stralenbundel is kleiner naarmate meer absorptie heeft plaatsgevonden. Het verschil in intensiteit tussen de uittredende stralenbundels noemen we stralencontrast.

Slide 23 - Tekstslide

Zwartingsverschillen
Na ontwikkeling zijn de gebieden op de röntgenfoto die door de grootste hoeveelheid straling zijn ‘belicht’ het donkerst. Plaatsen op de foto die achter gebieden liggen waar veel straling is geabsorbeerd, worden licht.

Veel straling absorberen = licht

Slide 24 - Tekstslide



Stralencontrast. Ter plaatse van de kroon wordt meer straling geabsorbeerd dan in de wortel of naast het element.

Slide 25 - Tekstslide






Metaal absorbeert vrijwel alle röntgenstralen, terwijl dentine meer straling doorlaat

Slide 26 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 27 - Open vraag

13.6 Zwarting van een röntgenfoto

Slide 28 - Tekstslide


Analoge röntgenfilm. 
Inhoud van het plastic omhulsel: loodplaatje, film met emulsie en lichtdicht papier.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Snelheid van de film
De röntgenfilms zijn ingedeeld in speedgroepen, die worden aangeduid met de letters A tot en met E.

De in de tandheelkunde meest gebruikte röntgenfilms behoren tot de groepen D en E.

Slide 31 - Tekstslide

Hoeveelheid straling

De totale hoeveelheid straling die de film bereikt is afhankelijk van:
  • Buisspanning: verhoging van de buisspanning geeft hardere straling en minder absorptie in het object;
  • Buisstroom: verhoging van de buisstroom levert meer straling op;
belichtingstijd;
  • Focus-objectafstand: de intensiteit van de röntgenbundel neemt af met de afstand;
  • Absorptie in het object: de mate van absorptie is afhankelijk van de soortelijke massa van het object.

Slide 32 - Tekstslide

Digitale röntgenopnamen
Digitale röntgenopnamen hebben een aantal voordelen ten opzichte van de gewone röntgenopnamen.
  • Er zijn geen chemicaliën nodig voor het ontwikkelproces. Dit is beter voor het milieu.
  • De beelddragers zijn gevoeliger voor röntgenstraling dan traditionele opnamen. Er is dus minder straling nodig.
  • Het inlezen van het digitale beeld gaat snel.
  • Het beeld kan digitaal worden bewerkt. De foto kan duidelijker worden gemaakt door hem te vergroten, het contrast aan te passen of een filter over de foto te plaatsen.

Slide 33 - Tekstslide

Sensor
Dit digitale systeem bestaat uit een röntgengevoelige chip die via een USB-kabel is verbonden met een computer

Slide 34 - Tekstslide

Fosforplaatje
Dit zijn beelddragers die een gemaakt beeld enige tijd kunnen ‘onthouden’. Het systeem lijkt op het maken van een gewone röntgenfoto.

Slide 35 - Tekstslide

Digitaal scanapparaat

Slide 36 - Tekstslide

Welke techniek wordt er gebruikt op BPV
A
Analoog
B
Sensor
C
Fosfor

Slide 37 - Quizvraag

Hoe vonden jullie deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Tot volgende week :-)

Slide 39 - Tekstslide