2HV H2 Formuleren H3 Grammatica zinsdelen

Welke zinsopbouw?

Vanochtend was het koud op de fiets.
timer
0:30
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke zinsopbouw?

Vanochtend was het koud op de fiets.
timer
0:30
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 1 - Quizvraag

H2 Formuleren en H3 Grammatica zinsdelen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
Over de cijfers
Kort herhalen uitleg zinsopbouw
Over het huiswerk
afronden zinsbouw
Starten Grammatica zinsdelen H3
Laatste vraag om te zien wie de quiz wint
opdrachten maken
Afronden

Slide 3 - Tekstslide

Cijfers staan online!
Wil je de toets inzien? Mail me, dan kijken we samen. 
Mailen er veel mensen, dan bespreken we hem klassikaal. 

Slide 4 - Tekstslide

Variatie in zinsopbouw

Slide 5 - Tekstslide

Variëren in zinsopbouw maakt een tekst veel prettiger om te lezen.
Meest gebruikte vorm is: onderwerp + persoonsvorm + ander zinsdeel (OPA)
Andere vormen: APO, PA, POA
In het Nederlands 4 manieren voor het opbouwen van enkelvoudige zinnen.

Jan steelt een reep chocola bij de supermarkt. OPA

Steelt Jan een reep chocola bij de supermarkt? POA (vraagzin)

Bij de supermarkt steelt Jan een reep chocola. APO(+A)

Steel een reep chocola! PA


Slide 6 - Tekstslide

Welke zinsopbouw?

Doe je bord in de vaatwasser zo meteen.
timer
0:30
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 7 - Quizvraag

Welke zinsopbouw?

Wanneer is het nou vakantie?
timer
0:30
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA

Slide 8 - Quizvraag

Variatie in zinslengte
Je maakt teksten prettiger leesbaar door verbindingswoorden/signaalwoorden.
Maak zinnen interessanter door ze samen te voegen.

Ties schrijft een tekst over skateboarden. Valentijn schrijft een tekst over pizza.
Ties schrijft een tekst over skateboarden en Valentijn een tekst over pizza.

Kies het signaalwoord zorgvuldig!




Slide 9 - Tekstslide

Welk signaalwoord?

Doe je bord in de vaatwasser... je klaar bent met eten.
timer
0:20
A
als
B
wanneer
C
omdat
D
terwijl

Slide 10 - Quizvraag

Variëren in zinsopbouw (en zinslengte).
Wissel af tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Enkelvoudige zin: zonder signaalwoord, 1 persoonsvorm
samengestelde zin: signaalwoorden, meerdere persoonsvormen.

Wissel af tussen verschillende zinsopbouw
OPA, APO, POA, PA

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudig of samengesteld?

Hij zegt dat ik lui ben.
timer
0:30
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quizvraag

Samengestelde zin!
Hij zegt dat. 
Ik ben lui. 

Hij zegt dat ik lui ben. 
Hij zei dat ik lui was. 

Slide 13 - Tekstslide

Over het huiswerk

Slide 14 - Tekstslide

Afronden H2 Formuleren
Variatie in zinsbouw maakt je tekst 'aantrekkelijker' 

Denk hier af en toe aan bij het schrijven van je verhaal (en andere teksten). 

Slide 15 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen H3
bijvoeglijke bepalingen
ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

Delen van zinsdelen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welk woord zegt iets over de kern van een zinsdeel?

Hij leest een goed boek.
timer
0:15
A
leest
B
goed
C
hij
D
boek

Slide 18 - Quizvraag

Hij / leest / een goed boek.
bijv. bep: goed -> boek. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen in deze zin?

De stille grote jongen eet een kleine boterham.
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Bijv. bep of obwb
Is de kern van een zinsdeel geen zn of voornaamwoord, dan zijn de woorden die iets over de kern zeggen een obwb.

Hij heeft zich ernstig verwond. 
obwb: ernstig -> verwond. 

Slide 27 - Tekstslide

bijv. bep of obwb?

De 'hele' klas heeft heel veel zin in het weekend.
timer
0:15
A
bijv. bep
B
obwb

Slide 28 - Quizvraag

bijv. bep of obwb?

De hele klas heeft 'heel' veel zin in het weekend.
timer
0:15
A
bijv. bep
B
obwb

Slide 29 - Quizvraag

obwb en bijv. bep in één zinsdeel?
Een ondergeschikte bijwoordelijke bepaling binnen een bijvoeglijke bepaling. 

Hij heeft een hele mooie pet. 
bijv. bep: hele mooie -> pet
obwb: hele -> mooie

Slide 30 - Tekstslide

Twee bijvoeglijke bepalingen in één zinsdeel?
De jongen met het lange donkere haar. 
het lange haar
het donkere haar

bijv. bep: lange -> haar
bijv. bep: donkere -> haar

Slide 31 - Tekstslide

Hoeveel bijvoeglijke bepalingen?

Op dit oude ronde bolletje met hele zachte kaas zit goedkope boter.
timer
0:30
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quizvraag

Samengevat
De bijvoeglijke bepaling en de ondergeschikte bijwoordelijke bepaling zijn delen van zinsdelen. 

bijv. bep zegt iets over de kern van een zinsdelen dat een zn of een vnw is. 

obwb zegt iets over een kern van een zinsdeel dat geen zn of vnw is. 

Je kunt meerdere bijv. bep en obwb in een zin(sdeel) hebben. 

Soms zit er een obwb in een bijvoeglijke bepaling. 

Slide 33 - Tekstslide

LAATSTE VRAAG OM TE ZIEN WIE DE QUIZ WINT

Slide 34 - Tekstslide

Wat zit er in deze zin?

De zeldzame vrolijke bruine panda eet bamboe.
timer
0:30
A
2x bijv. bep
B
bijv. bep + obwb
C
3x bijv. bep
D
2x bijv. bep + obwb

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak van Grammatica zinsdelen H3
opdracht 1, 2, 3 

Blijf online in Teams voor vragen!

We ronden samen af. 

Slide 36 - Tekstslide

AFRONDEN

Slide 37 - Tekstslide

Wat rijmt er op ondergeschikte bijwoordelijke bepaling?!

Slide 38 - Woordweb