1) Ik heb een weefsel waarbij de tussencelstof vooral bestaat uit lijmstof en 2) de cellen liggen rondom kleine kanaaltjes
wat is het beste antwoord?
A
1 gaat over kraakbeen en 2 over botweefsel
B
1 en 2 gaan beide over botweefsel
C
1 gaat over botweefsel en 2 gaat over kraakbeen
D
1 en 2 gaan beide over kraakbeen
Slide 5 - Quizvraag
bekijk de afbeelding over kalk en lijmstoffen in botten. welke uitspraak is waar ?
A
Lijn A gaat over lijmstof en lijn B gaat over kalkstof
B
Lijn B gaat over lijmstof en lijn A gaat over kalkstof
C
beide kunnen daar nooit over gaan, zijn onzin
Slide 6 - Quizvraag
je ziet hiernaast drie soorten gewrichten getekend. Wat is het juiste antwoord?
A
A = rolgewricht B= een scharniergewricht C = Kogelgewricht
B
A = een scharniergewricht B= Kogelgewricht C = rolgewricht
C
A = Kogelgewricht B= een scharniergewricht C = rolgewricht
D
A = Kogelgewricht B= een rolgewricht C = scharniergewricht
Slide 7 - Quizvraag
Hiernaast zie je een tekening van een gewricht. Wat is het beste antwoord?
A
A= gewrichtskapsel en B= kraakbeen
B
A= gewrichtskom en B= gewrichtssmeer
C
A= kraakbeen B = gewrichtssmeer
D
A= gewrichtssmeer en B= kraakbeen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is zijn antagonisten, kies het beste antwoord.
A
Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
B
Spieren die jouw arm bewegen.
C
Spieren die onwillekeurig doorwerken
D
Spieren dat altijd werken.
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de vier antwoorden is juist?
A
4 = voorhoofdsbeen;
9 = wiggenbeen
B
5 = wandbeen;
6 = neusbeen
C
7 = slaapbeen;
9 = jukboog
D
5 = achterhoofdsbeen;
1 = bovenkaak
Slide 10 - Quizvraag
Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij de pijl naar boven beweegt.
A
een draaiende beweging
B
buigende en strekkende beweging
C
een rolbeweging
D
er is geen beweging mogelijk
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen de orgaan en de skelet spieren?
Slide 12 - Open vraag
Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
een klein beetje
C
veel
Slide 13 - Quizvraag
Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
Slide 14 - Quizvraag
Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.
.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren
2: spieren
B
1: pezen
2: pezen
C
1: pezen
2: spieren
D
1: spieren
2: pezen
Slide 15 - Quizvraag
wat is de functie van een kraakbeenlaagje tussen botten
A
Ze gaan slijtage tegen
B
Houden het gewricht op zijn plaats
C
Ze maken de botten buigzamer
D
Ze maken de botten stevig
Slide 16 - Quizvraag
Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?
A
gewricht
B
vergroeiing
C
naadverbinding
D
kraakbeen
Slide 17 - Quizvraag
Gewrichtskapsel
Gewrichtsknobbel
Gewrichtsband
Kraakbeen
Gewrichtskom
Gewrichtssmeer
Slide 18 - Sleepvraag
Naadverbinding
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen
Veel beweging
Geen beweging
Beetje beweging
Geen beweging
Slide 19 - Sleepvraag
Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?
A
naden
B
kraakbeen
C
vergroeid
D
gewrichten
Slide 20 - Quizvraag
Wat wordt er beschermd door onze borstkas
A
maag en nieren
B
hart en longen
C
hersenen
D
darmen en maag
Slide 21 - Quizvraag
Sleep je namen naar de juiste plek
Spaakbeen
Ellepijp
middenhands
beentjes
handwortel
beentjes
vingerkootjes
Slide 22 - Sleepvraag
Door een bot te verbranden gaat de lijmstof eruit.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Zonder kalkzout kan een bot makkelijk breken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6
Slide 25 - Sleepvraag
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de verband tussen spieren en het skelet?
Slide 27 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een rol en een kogelgewricht
Slide 28 - Open vraag
In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel
A
op plek p
B
nergens
C
op plek q
D
op zowel p als q
Slide 29 - Quizvraag
Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen. Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken. Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?
A
Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
B
Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
C
Welke botten zijn sterker: platte beenderen of pijpbeenderen?
D
Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?
Slide 30 - Quizvraag
Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging
Slide 31 - Quizvraag
Wijs in dit menselijk skelet de wervelkolom aan door het rode balkje erop te slepen.
Slide 32 - Sleepvraag
Koppel de goede begrippen aan elkaar.
Ledematen
Geraamte
Botten
Schoudergordel
Borstkas
Bekken
Beenderen
Borstwervels, ribben en borstbeen
Heupbeenderen en heiligbeen
Inwendig skelet
Armen en benen
Schouderblad en sleutelbeen
Slide 33 - Sleepvraag
schedel
Schouderblad
Opperarmbeen
Heupbeen
ribben
ellepijp
spaakbeen
lendenwervels
halswervels
dijbeen
knieschijf
scheenbeen
Kuitbeen
sleutelbeen
Slide 34 - Sleepvraag
Spier P begint zich samen te trekken. Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Welk nummer geeft het heiligbeen aan
Slide 36 - Open vraag
Welke beweging kan je niet meer kunnen maken als de achillespees is doorgesneden
A
achtervoet optillen
B
achtervoet strekken
C
Onderbeen optillen
D
Onderbeen strekken
Slide 37 - Quizvraag
Wat voor soort weefsel is afbeelding 3
Slide 38 - Open vraag
Ireen Wust heeft een heel goede schaatshouding: zij kan diep buigen, haar rug blijft vrijwel evenwijdig aan het ijs
Welke spieren zijn vooral gespannen ?
A
Rugspieren
B
Buikspieren
C
Zowel rug - als buikspieren
Slide 39 - Quizvraag
Jaap vindt een groot aantal botjes van een konijn. Hij wil proberen met zijn kennis van skeletten de botjes samen te voegen tot een compleet skelet.
Jaap vindt het moeilijker dan bij een menselijk skelet om te zien welke botjes bij de voorpoten (armen) horen en welke botjes bij de achterpoten (benen). Leg dit uit.....