Politiek is het maken van regels, die helpen bij het besturen van een land, gemeente of provincie.
Zij houden zich bezig met het algemeen belang: dingen waar iedereen voordeel van heeft. Denk hier bijvoorbeeld aan: onderwijs, veiligheid, goede wegen, lantaarnpalen, gezondheidszorg....
Slide 3 - Tekstslide
HOOFDSTUK 1
Politici zijn mensen die van de politiek hun werk hebben gemaakt. Deze mensen noemen we ook wel volksvertegenwoordigers. Zij maken beslissingen, namens het volk.
In NL zijn drie bestuurslagen:
Het hele land: welke coronamaatregelen?
De provincie: waar komt een treinstation?
De gemeente: hoeveel hondenbelasting?
Slide 4 - Tekstslide
HOOFDSTUK 1
Hoe heb je invloed op de politiek?
Stemmen;
Demonstreren;
Handtekeningenacties;
Naar de media stappen.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
HOOFDSTUK 2
Nederland is een rechtsstaat, een land waarin de rechten en plichten van de burgers én de overheid in de grondwet vast staan.
Rechten = geeft aan wat je mag doen
'je mag geloven wat je wil'
Plichten = geeft aan wat je moet doen
'Iedereen heeft leerplicht, je moet naar school'
Slide 8 - Tekstslide
HOOFDSTUK 2
Kenmerken van de rechtsstaat zijn;
Alle burgers hebben grondrechten, een voorbeeld hiervan? Artikel 1.
De grondwet is een overzicht van de belangrijkste (grond)rechten en plichten van burgers en de overheid.
Iedereen moet zich aan de wet houden
De macht is verdeeld (Trias Politica)
Er zijn onafhankelijke rechters
Slide 9 - Tekstslide
HOOFDSTUK 2
Een dictatuur is een staat waarin alle macht in handen is van één persoon, of een kleine groep.
Kenmerken:
Burgers hebben geen grondrechten
Er is geen persvrijheid, maar censuur
Er zijn geen onafhankelijke rechters
Bij verkiezingen maar één optie
Het leger / geheime politie werkt voor de dictator en helpt hem.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Oefenen met examenopgaven!
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
POLITIEK
Herhaling voor de toets
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Oefenen met examenopgaven!
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
HOOFDSTUK 3
Het parlement = Eerste Kamer + Tweede Kamer
De personen waar wij op stemmen, nemen namens ons de beslissingen, dit is een parlementaire democratie.
Actief kiesrecht = recht om bij verkiezingen te stemmen.
Passief kiesrecht = recht om je verkiesbaar te stellen.
De lijsttrekker is de aanvoerder van de politieke partij.
Slide 30 - Tekstslide
HOOFDSTUK 3
Na de verkiezingen begint de kabinetsformatie: onderhandelingen tussen partijen over het vormen van een regering.
Regering = Koning + ministers
Zij maken een regeerakkoord: de plannen voor het regeringsbeleid voor de komende vier jaar.
Deze partijen moeten samen een meerderheid vormen (de helft + 1). De meerderheid moet altijd voor zijn.
Slide 31 - Tekstslide
HOOFDSTUK 3
Trias politica: een scheiding van de macht
De wetgevende macht: maken de wetten. (Eerste Kamer, Tweede Kamer)
De uitvoerende macht: voeren de wetten uit. (Regering)
De rechterlijke macht: beoordelen of de wetten goed worden uitgevoerd.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Toets voorbereiding!
Slide 37 - Tekstslide
HOOFDSTUK 4
Indeling van politieke partijen kan op drie manier: