hoofdstuk 15

hoofdstuk 15
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 53 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 15

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
hoofdstuk 13 t/m 15??

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu 2 paragrafen, maandag andere 2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

conjunctuur/stuctuur
‘vraagzijde = conjunctuur’ 
‘aanbodzijde = structuur’ 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CONJUNCTUUR (reëel)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Output Gap (Y* - Y)
De output gap is het verschil tussen de werkelijke productie (Y) en de potentiële productie (Y*) (= normale bezetting = productiecapaciteit = trend).

Bij hoogconjunctuur (= overbesteding) hebben we een positieve output gap en bij laagconjunctuur (= onderbesteding) een negatieve output gap.



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krimp, recessie en depressie
Krimp         = negatieve economische groei (het BBP daalt)
Recessie   = de economie krimpt 2 opeenvolgende kwartalen
Depressie = langdurige recessie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuncturele werkloosheid

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structurele werkloosheid is werkloosheid die altijd aanwezig is = natuurlijke werkloosheid

  1. Kwantitatieve structuurwerkloosheid
  2. Kwalitatieve structuurwerkloosheid
  3. Frictie werkloosheid
  4. Seizoenswerkloosheid 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctuur indicatoren
Indicatoren die iets zeggen over de groei van de economie:
- Consumptie
- Productie
- Werkloosheid
- Consumentenvertrouwen/producentenvertrouwen
- Faillisementen
- ....

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keynesiaans model
  • 'De overheid moet ingrijpen als het slecht gaat met de economie.'
  • Als het goed gaat moet de overheid  juist ' achterover leunen' .

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effectieve vraag
De totale vraag naar producten en diensten noemen we de effectieve vraag (ook wel macro vraag genoemd)

EV = C + I + O

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autonome bestedingen


De autonome bestedingen zijn onafhankelijk van de hoogte van het nationaal inkomen.
autonome consumptie, belastingen, investeringen, overheidsbestedingen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Particuliere consumptie

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoog is Y?
ev = y
y = c + i + o
y = 0,8 (y-b) + 30 + 60 + 210
y = 0,8 (y - 0,25y) + 300
y = 0,8 (0,75y) + 300
y = 0,6y + 300
0,4y = 300
y = 750

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaarfunctie
De spaarquote geeft aan hoeveel van een inkomen(stijging) er gespaard wordt. 
Hoe meer er van (extra) inkomen geconsumeerd wordt, des te hoger c en dus des te minder er gespaard wordt. 
Dit leidt tot een lagere spaarquote
100% - consumptiequote.
Spaarfunctie  alles wat niet geconsumeerd wordt, wordt gespaard als:
C = 0,8Y + 20 dan is
S = 0,2 Y -20
0,2 = s is de marginale spaarquote

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marginale consumptiequote
Beïnvloed door de hoogte van de marginale belastingquote en de marginale spaarquote.
  • Belastingquote --> belastingtarief over elke extra verdiende euro. --> Hoe hoger de belastingquote, hoe lager de consumptiequote.
  • Spaarquote --> welk deel van een euro extra inkomen gezinnen willen sparen. Hoe hoger de spaarquote, hoe lager de consumptiequote.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het keynesiaanse kruis
Y=inkomen
EV= effectieve vraag = C+I+O (in een gesloten economie)
Bestedingen zijn 200 bij Y=0
> (autonome) bestedingen die onafhankelijk zijn van het inkomen

Slide 18 - Tekstslide

Uitleggen evenwijdig verschuiven lijn bij stijging autonome bestedingen Co, Io en/of O
Keynesiaanse kruis: goederenmarkt
2 kruisende lijnen:
  • de Y=EV deze lijn geeft alle combinaties weer waarbij geldt dat het inkomen gelijk is aan de bestedingen (= evenwichtsvoorwaarde model)
  • EV=C+I+O deze lijn geeft de (voorgenomen) bestedingen van gezinnen, bedrijven en overheid weer bij elke hoogte van het inkomen.

Bij snijpunt: Korte termijn evenwicht op de goederenmarkt > bestedingen kunnen gefinancierd worden door overheid, gezinnen en bedrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keynesiaanse beleid kan een sneeuwbaleffect hebben (multiplier)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaarlek/belastinglek
  • Iedere bestedingsronde 'lekt geld weg'
  • Een deel van het inkomen wordt gespaard => spaarlek
  • Over een deel van het inkomen wordt belasting betaald => belastinglek

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaarlek
Bestedingslijn B loopt stijler dan A --> Van iedere euro inkomen wordt bij B meer besteed, dus minder gespaard.

De multiplier van A is dus kleiner omdat er daar een groter spaarlek is

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

multiplier functie
multiplier overheidsbestedingen: 




multiplier autonome belasting: 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samen maken
15.10

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in de les maken/huiswerk
15.7/15.8/15.9/15.11
kijken:
https://www.youtube.com/watch?v=6whFHD4p5JQ  https://www.youtube.com/watch?v=vCop1aZXOGY

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoofdstuk 15 deel 2
vragen?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 IS-MB-GA Model = korte termijn

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesloten economie. geen export en import

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestedingsevenwicht
Er is sprake van evenwicht op de goederenmarkt als de bestedingen gelijk zijn aan het inkomen, dus Y = EV.

De economie komt altijd 
terug in het evenwicht (Y*).
Y= C + I + O

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evenwicht op de vermogensmarkt
Bij evenwicht op de goederenmarkt is er ook evenwicht op de vermogensmarkt.
Het spaargeld (S) van de gezinnen, wordt gebruikt door de financiële instellingen om uit te lenen aan de bedrijven (voor I) en de overheid (voor overheidstekort).
S = I + (O-B)
kan herschreven worden als: (S-I) = (O - B)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van Keynesiaanse kruis naar IS-curve
Het Keynesiaanse kruis veronderstelt dat de rente constant is. Echter, particuliere consumptie en particuliere investeringen zijn afhankelijke van de (reële) rente. Een hogere reële rente leidt tot lagere particuliere consumptie en lagere particuliere investeringen:

  • Particuliere consumptie: als de rente daalt wordt er meer geleend en minder gespaard. De consumptie neemt toe.
  • Particuliere investeringen: als de rente daalt zijn investeringen (met geleend geld) sneller rendabel. De investeringen nemen toe.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GA-LT
Op de lange termijn leiden hogere inflatieverwachtingen tot het opnieuw onderhandelen van contracten en CAO’s waardoor de GA-curve naar links / omhoog verschuift. Het aanbod neemt langzaam weer af bij ieder inflatieniveau.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende opvattingen
Keynesianen: Begrotingsbeleid is krachtig, monetair beleid is zwak
Monetaristen: begrotingsbeleid is zwak monetair beleid is sterk

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende opvattingen
Keynesianen/monetaristen: er is geen perfecte loon- en prijsflexibiliteit
Klassieken: is is sprake van prijs en loon rigiditeit

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheidsbeleid
anticyclisch
procyclisch

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticyclisch begrotingsbeleid
Overheidsbeleid dat erop is gericht de conjunctuurgolven te beperken

Dat betekent dat de overheid in een hoogconjunctuur de economie zal willen afremmen.
In een laagconjunctuur: gas geven, economische groei stimuleren.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticyclisch begrotingsbeleid
Hoogconjunctuur: afremmen
- de overheidsbestedingen uitstellen/minder investeren door
   de overheid
- de belastingen verhogen
Laagconjunctuur: gas geven (stimuleren).
- Extra overheidsinvesteringen
- Belastingen verlagen

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procyclisch begrotingsbeleid
Overheidsbeleid dat de conjunctuurgolven zal versterken.

Hoogconjunctuur: Het gaat al goed, maar door overheidsbeleid zal het nog beter gaan.
Laagconjunctuur: Het gaat al slecht, maar door dit beleid gaat het nog slechter (de overheid moet bijv. bezuinigen).

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inverdien- en uitverdieneffect

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Automatische stabilisatoren
Variabelen die al in het economische systeem zijn ingebouwd die automatisch voor een demping van de conjunctuurbeweging zorgen.
Voorbeelden:
- Sociale uitkeringen
- Progressieve belastingsysteem

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Monetair beleid

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken in de les
15.26

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken in de les/huiswerk
15.7 t/m 15.11
15.23 t/m 15.25

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies