In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
Wat gaan we vandaag doen?
1. Puzzel
2. Leerdoelen
3. Afspraken geschiedenis
4. Hoe werkt het boek?
5. Starten met Staatsinrichting
6. Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Zoek de drie andere personen met de juiste puzzelstukken en ga bij elkaar zitten.
Overleg zachtjes: welk historisch figuur is dit?
Waarom is deze persoon zo belangrijk geweest voor de geschiedenis?
4
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Introductie Staatsinrichting van Nederland
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat weet jij van de Nederlandse regering en politiek?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Hoe veel mensen zitten er in de Tweede Kamer?
A
150
B
75
C
225
D
100
Slide 9 - Quizvraag
Om de hoe veel jaar mogen mensen stemmen?
A
1
B
2
C
4
D
5
Slide 10 - Quizvraag
In welk jaar kregen vrouwen eindelijk stemrecht?
A
1917
B
1919
C
1922
D
1953
Slide 11 - Quizvraag
Welke grote verandering bracht de grondwetsherziening van 1848?
A
Meer rechten voor de koning
B
Meer rechten voor de burgers
C
Het begin van het koninkrijk Nederland
D
Het begin van de Republiek Nederland
Slide 12 - Quizvraag
Wie zorgde in 1848 voor een nieuwe grondwet?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem IV
C
Thorbecke
D
Piter Jelles Troelstra
Slide 13 - Quizvraag
...twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848
...drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
...uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Aan het einde van de les kan je...
Slide 14 - Tekstslide
§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
regering
parlement
parlementair stelsel
districtenstelsel
Slide 15 - Tekstslide
Meer dan 200 jaar was Nederland een republiek: een land zonder koning.
In 1813 werd Nederland (met België en Luxemburg) een monarchie onder koning Willem I.
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Slide 16 - Tekstslide
Nederland kreeg een grondwet (constitutie)
De macht van de koning (monarch) was ook vastgelegd in deze grondwet.
Ook staan de grondrechten van alle burgers in de grondwet. Grondrechten zijn de basisrechten.
Nederland werd een constitutionele monarchie: een grondwettelijk koninkrijk.
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Slide 17 - Tekstslide
In de grondwet van 1815 had de koning veel macht:
De ministers waren dienaren van de koning. Koning en ministers vormden samen de regering.
Het parlement (Eerste- en Tweede Kamer) had weinig te zeggen.
De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer.
De mensen van de Provinciale Staten kozen de leden van de Tweede Kamer.
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Slide 18 - Tekstslide
In 1830 scheidt België zich af van het koninkrijk na een korte oorlog.
Willem I wilde België graag terug en gaf daardoor (te) veel geld uit aan het leger.
Dit zorgde voor spanningen tussen de koning en het parlement.
In 1840 werd Willem II koning van Nederland.
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Slide 19 - Tekstslide
Wat: Maken vraag 1 t/m 5 op blz. 11 van je werkboek
Hoe: je mag samenwerken of alleen
Tijd: 20 minuten
Klaar: werken aan een ander vak/ samenvatten
timer
15:00
Slide 20 - Tekstslide
Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Slide 21 - Tekstslide
§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
regering
parlement
parlementair stelsel
districtenstelsel
Slide 22 - Tekstslide
Liberale parlementslid Thorbecke wilde de grondwet veranderen.
Liberalen komen op voor vrijheid van de burgers en vinden dat de regering zo min mogelijk regels moet maken.
In 1848 kreeg hij een kans: het was onrustig in Europa door opstanden van burgers tegen regeringen. Ook in Amsterdam was het onrustig
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
De grondwet zorgde voor een aantal belangrijke politieke veranderingen:
De koning werd onschendbaar. De ministers werden verantwoordelijk voor wat de koning deed/zei
De koning bleef staatshoofd
Ministers moesten verantwoording afleggen aan het parlement, niet meer aan de koning
Ministers werden verantwoordelijk voor hun eigen werk: ministeriële verantwoordelijkheid
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848
Slide 25 - Tekstslide
Met de nieuwe grondwet komt de macht bij het parlement te liggen. Dit noemen we een parlementair stelsel.
Dit parlement werd door burgers gekozen:
De Tweede Kamer werd elke 4 jaar door de burgers gekozen middels een districtenstelsel: elk gebied (district) in Nederland kiest 1 kamerlid.
De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten. Zij werden dus indirect gekozen.
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848
Slide 26 - Tekstslide
Nieuwe rechten parlement:
recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
recht van enquete (onderzoek instellen)
Nieuwe rechten volk:
vrijheid van onderwijs
recht van vereniging
recht van vergadering
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848
Slide 27 - Tekstslide
npo.nl
Slide 28 - Link
Wat: Maken vraag 1 t/m 5 op blz. 11 van je werkboek
Hoe: je mag samenwerken of alleen
Tijd: 20 minuten
Klaar: werken aan een ander vak/ samenvatten
timer
15:00
Slide 29 - Tekstslide
Wat: Maken vraag 6 t/m 9 op blz. 12 + 13 van je werkboek
Hoe: je mag samenwerken of alleen
Tijd: 20 minuten
Klaar: werken aan een ander vak/ samenvatten
timer
15:00
Slide 30 - Tekstslide
Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
Slide 31 - Tekstslide
Thorbecke
Willem II
Slide 32 - Tekstslide
§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
regering
parlement
parlementair stelsel
districtenstelsel
Slide 33 - Tekstslide
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848
Slide 34 - Tekstslide
Het parlement had veel macht gekregen door de grondwet van 1848. Willem III kon dat moeilijk accepteren. Hij was in 1849 zijn vader opgevolgd.
§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie
Slide 35 - Tekstslide
Deze vraag gaat over 'democratie in Nederland'. Het schema gaat over de staatsinrichting van Nederland vanaf 1848. Sleep alle begrippen naar de juiste plek in het schema:
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Provinciale Staten
Koning
minister-president
aka premier
Burgers
ministers
Regeringsleider
Staatshoofd
Slide 36 - Sleepvraag
Slide 37 - Video
Pas in 1867 werd duidelijk dat de macht echt bij het parlement lag door de Luxemburgse Kwestie.
Deze ruzie ontstond toen bekend werd dat Willem III Luxemburg stiekem wilde verkopen.
Het parlement was boos over deze zelfstandige actie van de koning.
Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers. Uiteindelijk gebeurde dit.
De koning moest de macht van het parlement accepteren.
§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie
Slide 38 - Tekstslide
Wat wordt Nederland in 1848?
A
Een constitutionele monarchie
B
Een parlementaire democratie
C
Een totalitaire staat
D
Een federale republiek
Slide 39 - Quizvraag
In de grondwet van 1848 staat dat de koning onschendbaar is. Welke van onderstaande zinnen gaat hierover?
A
De koning heeft het recht om wetten te maken.
B
De koning kan alleen door de Tweede Kamer worden ontslagen.
C
De koning maakt deel uit van het parlement.
D
De koning valt onder ministeriële verantwoordelijkheid.
Slide 40 - Quizvraag
Test jezelf!
Slide 41 - Tekstslide
Sleep de omschrijving naar het juiste begrip:
Revolutiejaar
Liberaal
Ministriële verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Luxemburgse kwestie
Censuskiesrecht
Belasting betalen om te stemmen
Ministers luisteren naar parlement
Koning die luistert naar grondwet
Minister is verantwoordelijk voor het handelen van de koning
Thorbecke
1848
Slide 42 - Sleepvraag
Examenopdrachten bespreken
Slide 43 - Tekstslide
Examenopdrachten bespreken
Slide 44 - Tekstslide
Examenopdrachten bespreken
Slide 45 - Tekstslide
Examenopdrachten bespreken
Slide 46 - Tekstslide
Examenopdrachten bespreken
Slide 47 - Tekstslide
Examenopdrachten bespreken
Slide 48 - Tekstslide
Wat: Maken vraag 10 t/m 14 op blz. 15
Hoe: je mag samenwerken of alleen
Tijd: 20 minuten
Klaar: nakijken -> werken aan een ander vak/ samenvatten
timer
15:00
Slide 49 - Tekstslide
Aan de slag!
Examen 2017
Opdracht 1, 2, 8
Memo §1.1
timer
1:00
Slide 50 - Tekstslide
Nederland werd in 1813 een constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet.
De ministers luisterden naar de koning, het parlement had weinig te zeggen. Kortom: De koning had veel macht.
In 1848 kwam er een nieuwe grondwet, geschreven door Thorbecke. De koning had bijna geen macht meer:
De koning werd onschendbaar en er kwam ministeriëleverantwoordelijkheid
Nederland werd een parlementairedemocratie.
Het werd pas duidelijk dat de koning geen macht meer had door de Luxemburgsekwestie