Die Modalverben

Es ist, wie es ist, 
aber es wird, 
was du daraus machst!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Es ist, wie es ist, 
aber es wird, 
was du daraus machst!

Slide 1 - Tekstslide

Programm, Mittwoch 13.12.

Modalverben im Präsens (modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd ) 


Ziel: Ihr kennt die deutschen Modalverben und ihre Formen im Präsens .

Slide 2 - Tekstslide

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?

  • zwakke werkwoorden  ->  regelmatig (bijv. spielen, reden)
  • sterke werkwoorden  ->  lopen- liep (bijv. fahren, lesen)
  • onregelmatige werkwoorden, o.a.
     - haben, sein, werden
     - modale werkwoorden (bijv. müssen, mögen)

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn "Modalverben" of modale werkwoorden ?
> "Modalverben" zijn hulpwerkwoorden
> Ze geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 
Bijvoorbeeld:
Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

''Modalverben" zijn dus:
  • Veel gebruikte hulpwerkwoorden met een eigen betekenis
  • Krijgen een verandering van klank in enkelvoud
  • Hebben bij ich en bij er sie es  géén uitgang



Slide 6 - Tekstslide

MODALE HULPWERKWOORDEN

dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen




mogen, toestemming hebben
kunnen, in staat zijn tot
houden van, lusten
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
willen
weten


Slide 7 - Tekstslide

modale werkwoorden

dürfen

können

mögen

müssen

sollen

wollen

wissen
ich
darf
kann
mag 
muss
soll
will
weiß
du
darf-  st
kann - st 
mag - st
muss - t
soll - st
will - st
weiß - t
er/sie/es
darf
kann
mag
muss
soll
will
weiß
wir
dürf - en
könn - en
mög - en
müss - en
solle - en
woll - en
wiss - en
ihr
dürf - t
könn -
mög - t
müss - t
soll - t
woll - t
wiss - t
sie/Sie
dürf - en
könn - en
mög - en
müss - en
soll - en
woll - en
wiss - en

Slide 8 - Tekstslide

möchten - zou graag willen
ich möchte                                               wir möchten
du möchtest                                            ihr möchtet
er, sie, es möchte                                  sie/ Sie möchten

Slide 9 - Tekstslide


  • Aufgabe 11 Seite 73

  • die Gespräche mit Modalverben mündlich üben oder schriftlich übersetzen - zu zweit 

Slide 10 - Tekstslide

.....du mir bitte helfen?
A
kannst
B
kann
C
könnst
D
können

Slide 11 - Quizvraag

Ich ................ heute nicht zur Schule.
A
woll
B
willt
C
will
D
wollen

Slide 12 - Quizvraag

........du diesen Lehrer?
A
mag
B
mögst
C
mögt
D
magst

Slide 13 - Quizvraag

....... du morgen zur Schule?
A
darfst
B
dürft
C
darf
D
dürfen

Slide 14 - Quizvraag

Zum Ende 
Aufgabe 9 Seite 72 (Lied "Auf anderen Wegen" von Andreas Bourani 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link