Samenstellingen havo5

Kijk naar het plaatje:
Wat zie je?

Hussel de letters door elkaar.

Welke zin past
dan bij het
plaatje?->
Hint: het heeft met eten te maken
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Kijk naar het plaatje:
Wat zie je?

Hussel de letters door elkaar.

Welke zin past
dan bij het
plaatje?->
Hint: het heeft met eten te maken

Slide 1 - Tekstslide

Wat de Schot paft








(Wat de pot schaft)

Slide 2 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
Leeslijst

Morgen: geen les ivm studiedag

Donderdag 3 oktober: reader + leesboek meenemen
Morgen inleveren (via TEAMS):

Slide 4 - Tekstslide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
  1. Je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven en past de regel toe in de opdrachten.
  2. Je weet wanneer je een koppelteken moet schrijven binnen een samenstelling en past die regel toe in de opdrachten.
Samenstellingen

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling
Bespreek met je buurman/buurvrouw:

Wat is een samenstelling?
Geef een voorbeeld.

Slide 6 - Tekstslide

REGEL
Samenstelling: een woord dat uit 2 of meer woorden bestaat die ook op zichzelf kunnen staan: 
bloed druppels
zieken huis
water fles
Regel/uitgangspunt: aan elkaar schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
Leg uit wat het verschil is: zonder koppelteken en met koppelteken.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Theorie: hoofdstuk 2 (2.9+2.10+2.17+2.18+2.19)
Maken:
Test 78 (blz. 78)
Test 87 (blz. 81)
Test 88 (blz. 81)

Eerder klaar? www.nederlandsetaaltest.nl (schrijf je scores op)
timer
30:00

Slide 14 - Tekstslide

Nederlandse taaltest
Werkwoordspelling
Spelling             Zinsbouw /stijl                    woordenschat Uitdrukkingen/spreekwoorden/gezegdes
Grammatica: zinsontleding
Grammatica: woordbenoeming

Schrijf je scores op!!       menti.com

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
  1. diploma uitreiking                          8. pro Palestina
  2. bureau stoel                              9. zee egel
  3. radio omroep                                    10. auto alarm
  4. 30+ kaas                                                              11. lange afstand loper
  5. auto band ventiel dopje   12. zwart wit
  6. carnaval optocht wagen  13. laag opgeleid
  7. T shirt   14. net uit bed look

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
15. havo diploma
16. oud collega
17. vmbo diploma
18. € teken

Slide 17 - Tekstslide

Hierna volgt uitleg over:
Twee- tot zes-jarigen of
  1. Je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven en past de regel toe in de opdrachten.
  2. Je weet wanneer je een koppelteken moet schrijven binnen een samenstelling en past die regel toe in de opdrachten.
Doelen behaald?

Slide 18 - Tekstslide

Een betogende spreekbeurt
Standpunt / stelling moet correct zijn!
Uitleg: reader, blz. 59-60, oefening 15 (blz. 60)
Er moet nu eindelijk eens vrede komen, overal ter wereld.
  • Twijfelachtig - Is het controversieel (verschil van mening over?) - Concreet voorstel voor oplossing?
Alle drugsverslaafden moeten verplicht afkicken
  • In Nederland? Is beleid anders dan?  Concrete oplossing?

Slide 19 - Tekstslide

Jongeren drinken tegenwoordig veel meer alcohol dan vroeger.
  • Is dat zo? Concreet voorstel - Wat is het probleem?
Mobiel bellen op straat moet verboden worden.
  • Maatschappelijk probleem?
In lessen op school moet meer aandacht besteed worden aan  actualiteit.
  • Niet nauwkeurig

Slide 20 - Tekstslide

Een betogende spreekbeurt=SE1
Mondelinge spreekvaardigheid:
Overtuigen! Niet uit je nek zwammen!
publiek (voorkennis-taalgebruik-aandacht trekken-reacties)
stemgebruik
non-verbale communicatie

Bewegen mag! (voeten - handen - ademhaling)
Opbouw: aandachttrekker (vraag/uitspraak/beeld)-intro-kern (beperk)-slot

Slide 21 - Tekstslide

Actueel onderwerp
Eigen keuze? Voorleggen aan docent.
Keuze uit lijst.

NU: duo's formeren, onderwerp bedenken en stelling bedenken -> sheet criteria voor goede stelling
Ga alvast op zoek naar bronnen.
timer
30:00

Slide 22 - Tekstslide

1. Robotisering in de zorg                                 18. Ontgroening studentenvereniging
2. Misstanden in de (top)sport                        19. Vakbond (verplicht lidmaatschap)
3. Overbevolking                                                 20. Grenscontroles
4. Deepfake                                                          21. NOS-journaal in eenvoudige taal
5. Verhuftering van de maatschappij           
6. Pensioengerechtigde leeftijd zware beroepen
7. Thuiswerken                                                    
9. Kansenongelijkheid in het onderwijs             
10. Aanpak van voetbalgeweld                       
11. De wolf in Nederland                                    
12. Het koningshuis                                           
13. Cryptocurrency
14. Dierenrechten
15. Internetanonimiteit
16. Afschaffen eigen risico
17. Handhaving seksueel grensoverschrijdend gedrag op straat











































Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Nederlandse taaltest
Werkwoordspelling
Spelling             Zinsbouw /stijl                    woordenschat Uitdrukkingen/spreekwoorden/gezegdes
Grammatica: zinsontleding
Grammatica: woordbenoeming

Schrijf je scores op!!       menti.com

Slide 25 - Tekstslide

Quizlet
Signaalwoorden:
herkennen + verbanden leren

Slide 26 - Tekstslide

Ik kan de besproken regels omtrent samenstellingen correct toepassen.
Huiswerk!
Ja
Nee

Slide 27 - Poll

Lesdoelen en lesinhoud
Je kunt vertellen wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven
Je kunt vertellen wanneer je een koppelteken moet schrijven binnen een samenstelling
*Je weet wanneer je een tussen -s moet schrijven
*Je weet wanneer je een tussen -n moet schrijven
* nieuw vandaag

Slide 28 - Tekstslide

Samenstelling

Slide 29 - Woordweb

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
jazz-zanger
B
jazz zanger
C
jazzzanger

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
taken-boek
B
taken boek
C
takenboek

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
autobandventiel-dopje
B
autoband ventieldopje
C
autobandventieldopje

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 39 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 40 - Quizvraag

Tussen -n of tussen -s
Gemeentehuis
Hondenhok
Stationsweg

Sommige woorden schrijf je met een 'n' in het midden, andere met een 's' in het midden. Wanneer gebruik je nou wat?

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 45 - Quizvraag

Je schrijft een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en
A
fout
B
goed

Slide 46 - Quizvraag

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen -n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord kan op -en en op -s eindigen
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen

Slide 47 - Quizvraag

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s
D
Dit woord heeft twee meervouden

Slide 48 - Quizvraag

De regels over tussen -n en tussen -s kan ik correct toepassen.
Ja
Nee

Slide 49 - Poll