uitleg aanraderspraatje

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- weet je wat de literaire begrippen fictie, hoofdpersoon, realistisch, personage, karaktereigenschap, perspectief, uiterlijke kenmerken, fysieke ruimte, spanning, cliffhanger en non-fictie betekenen
- weet je wat de opdracht voor spreekvaardigheid inhoudt



Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lezen (15 min)
- Welkom en introductie (5 min)
- uitleg literaire begrippen en opdracht spreekvaardigheid (10 min)
- zelfstandig werken: lezen en/of voorbereiden aanraderspraatje (30 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht aanraderspraatje

Slide 5 - Tekstslide

Pak pen en papier 
i.v.m. het maken van aantekeningen 

Slide 6 - Tekstslide

Fictie
Verzonnen verhalen: fictie. Hierin speelt een hoofdpersoon van wie je weet wat hij/zij denkt.

Doel van fictie: amuseren.  De verhalen kunnen ook realistisch zijn, maar de vorm waarin ze zijn opgeschreven is fictie.

 



Slide 7 - Tekstslide

Non-fictie
De informatie bij non-fictie is niet verzonnen. Het doel van non-fictie is informeren of overtuigen. Denk daarbij aan lesboeken, woordenboeken, de krant, tijdschrift, kookboeken, enz.
 



Slide 8 - Tekstslide

Verhalen
Er zijn allerlei soorten verhalen. Al deze verhalen kun je verdelen in twee categorieën: 

1. realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan in de werkelijkheid ook echt gebeuren.
niet-realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan niet in de werkelijkheid plaatsvinden. 


Slide 9 - Tekstslide

Begrippen
- Personage => karaktereigenschappen (hoe iemand is, bv. vrolijk, lui, slordig, grappig of rustig)
- Personage= > uiterlijke kenmerken (hoe hij eruit ziet, bv blond, kleding, kleur ogen, slank of gezet)
- Fysieke ruimte: ruimte waarin het verhaal zich afspeelt bv. een kasteel in het Verenigd Koninkrijk, in de tuin of op het strand.
- Perspectief:  Dat ligt bij de persoon van wie je als lezer (het meeste) weet wat hij allemaal denkt en voelt 

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen
- Spanning: waardoor het verhaal spannend wordt, b.v. als je iets nog niet weet (wie de moord gepleegd heeft) of als de ruimte spannend beschreven wordt 
- Cliffhanger: wanneer een hoofdstuk eindigt op een spannend moment: dan wil je doorlezen

Genre: het soort verhaal waarom het gaat: b.v. een historisch verhaal, een thriller of een sciencefiction verhaal

Perspectief Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dat de hoofdpersoon.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht spreekvaardigheid

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
- Bereid je aanraderspraatje voor
- Lees verder in je boek
- Vul de ontbrekende zaken in je portfolio schrijfvaardigheid aan

Slide 13 - Tekstslide