Hoofdstuk 3 paragraaf 4

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Herhaling 

3.1 Hoe betaal je?

Wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil

Welke geldfuncties er zijn

3.2 Waarvoor zou je sparen?

Welke spaarmotieven je kunt hebben

Wat voor verschillen er in spaarrekeningen zijn

3.3 Geld lenen kost geld!

Welke redenen je kunt hebben om te lenen

chartaal geld

giraal geld

Functies van geld

Soorten geld

Rekenmiddel

Ruilmiddel

Spaarmiddel

elektronisch betalen

Weten we het nog?

Wat is directe ruil?

1. Ruilen zonder geld
2. Ruilen met geld

Lisa en Bart zijn fan van Beyoncé. Wanneer ze horen dat
de Amerikaanse zangeres over 3 jaar een concert geeft in Amsterdam,
willen ze hiernaartoe. Lisa moet nog wel sparen voor het concertticket.

Om te kunnen sparen, moet Lisa de komende tijd haar inkomen …(1)…
(volledig / niet volledig) uitgeven. Het spaarmotief voor Lisa is sparen
…(2)… (uit voorzorg / voor een doel). Lisa zet het gespaarde bedrag op
een spaarrekening. Hiervoor …(3)… (betaalt ze aan / ontvangt ze van) de
bank rente.

1. 1. niet volledig 2. uit voorzorg 3. betaalt ze aan
2. 1. volledig 2. voor een doel 3. ontvangt ze van
3. 1. niet volledig 2. voor een doel 3. ontvangt ze van
4. 1. niet volledig 2. voor een doel 3. betaalt ze aan

Bart bekijkt ook het overzicht met toegangsprijzen. Hij heeft gezien dat
het prijsverschil tussen het duurste en goedkoopste ticket € 76 is.
Tot nu toe heeft hij € 65 opzijgelegd om een ticket te kunnen kopen.
Welke functies van geld heeft Bart hier gebruikt?

1. rekenmiddel en spaarmiddel
2. ruilmiddel en spaarmiddel
3. rekenmiddel en ruilmiddel

In één week tijd gaat zowel de wasmachine als de droger stuk. Aangezien beide apparaten nog maar 5 jaar oud zijn, was je hier niet op berekend. Je leent geld om nieuwe te kopen.

1. Lenen om een tijdelijk tekort op te vangen
2. Lenen voor aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
3. Lenen om een onverwachte uitgaven te doen
4. Lenen om een huis te kunnen kopen

Je wilt ontzettend graag een auto kopen, maar hebt hiervoor niet voldoende geld. Je sluit een lening af voor de aankoop van een auto. Van welk leenmotief is hier sprake?

1. Lenen om een tijdelijk tekort op te vangen
2. Lenen voor aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
3. Lenen om een onverwachte uitgaven te doen
4. Lenen om een huis te kunnen kopen

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-.
Uit welke twee onderdelen bestaat de €100,-

1. Aflossing en rente
2. Aflossing en kredietkosten
3. Salaris en rente
4. Aflossing en salaris

Leerdoelen 3.4 

Tijdens deze les leer je

• wat de rol van banken is bij vraag en aanbod van geld
  
• welke voor- en nadelen er zijn als je geld belegt in plaats van spaart
  

Als jij geld op een spaarrekening zet. Ben jij dan 'de vraag naar geld' of 'het aanbod van geld'?

1. Vraag
2. Aanbod

Als jij geld leent bij de bank.
Ben jij dan 'de vraag naar geld' of 'het aanbod van geld'?

1. Vraag
2. Aanbod

Je hebt 2 dozen lego gekocht voor €20,- per stuk. Nu blijken de doosjes lege €50,- per stuk waard te zijn. Hoeveel winst heb je gemaakt op deze belegging?

Van welk leenmotief is hier sprake?
Je geld is op. Je krijgt pas volgende week salaris. Je staat daardoor in het rood.

1. Lenen om een tijdelijk tekort op te vangen
2. Lenen voor aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
3. Lenen om een onverwachte uitgaven te doen
4. Lenen om een huis te kunnen kopen