herhalen evolutie

herhalen evolutie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhalen evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen komen veel voor. 
Met name van bepaalde soorten.

Alleen harde delen blijven bewaard. 

Sommige fossielen worden gidsfossielen genoemd. Met een gidsfossiel kun je een gesteentelaag dateren.


Slide 2 - Tekstslide

Hoe ontstaan fossielen?
- Verstening
- Verdroging
- Kou
- Lage pH
- Zuurstofgebrek
- Opsluiten in barnsteen
Fossielen ontstaan door remming afbraak door micro-organismen (reducenten), bijv door:

Slide 3 - Tekstslide

Oorzaken Fossilisatie
Verstening:
- Organische stoffen in harde delen zoals skelet, schelp of tanden worden vervangen door mineralen en verstenen onder druk (zand/slik of op de bodem rivier/zee) 
- Of er ontstaat een afdruk in steen. 

Slide 4 - Tekstslide

Onderzoek ouderdom
Fossielen in oude aardlaag: hoe oud is die laag?
Hoe oud zijn de fossielen die je daar vindt?

Aan de hand van gidsfossielen.

Bijvoorbeeld Trilobieten leefden 521 tot 250 miljoen jaar geleden. Verschillende soorten in verschillende periodes. Te gebruiken voor ouderdomsbepaling aardlaag. 
                                  -> relatieve ouderdomsbepaling

Slide 5 - Tekstslide

Onderzoek ouderdom
Hoe oud is het echt? -> Absolute ouderdomsbepaling

Met behulp van isotopen. Isotopen zijn verschillende versies van een element met een verschillende atoommassa (gewicht).

Doordat sommige isotopen radioactief zijn vervallen ze en verdwijnen ze.
De halveringstijd is de tijd die het kost om de helft van de radioactieve atomen te laten vervallen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Onderzoek ouderdom
Bijvoorbeeld koolstof. Dit element komt in de natuur in verschillende vormen voor: 12C (veel) en 14C (heel weinig). 

14C is iets zwaarder dan 12C en is radioactief. Dit betekent dat het niet stabiel is en langzaam vervalt van 14C naar 14N (stabiel stikstof) waarbij straling vrijkomt.

De halveringstijd van 14C is ongeveer 5700 jaar.

Slide 8 - Tekstslide

verschillende vormen van mutaties

Slide 9 - Tekstslide

geslachtelijke voortplanting
levert recombinatie = random combinatie chromosomen doorgeven
In een populatie is er veel genetische variatie.
Alle verschillende allelen in een populatie = genenpool

Slide 10 - Tekstslide

Aanpassen
Populaties veranderen omdat ze zich aanpassen aan de omgeving:
survival of the fittest. oftewel natuurlijke selectie

Hiervoor is dus variatie nodig en selectiedruk.

1 individu kan niet evolueren
1 soort wel

Slide 11 - Tekstslide

Verandering?
Als een populatie verandert (evolueert) kan er sprake zijn van evolutie: aanpassing/adaptatie.

Als populatie geissoleerd is kan nieuwe soort ontstaan.
(bijv. darwinvinken)

Een eigenschap levert voordeel op voor overleving of voortplanting.

Slide 12 - Tekstslide

Verandering?
Bijzondere vorm van natuurlijke selectie is seksuele selectie.

Interseksuele selectie: vrouwtjes selecteren mannetje op aantrekkelijke eigenschappen.

Intraseksuele selectie: mannetjes vechten onderling. De sterkste meeste kans op voorplanting.

Dit verklaart verschillend uiterlijk man - vrouw.




Slide 13 - Tekstslide

Verandering?
Als een populatie verandert (evolueert) kan er ook sprake zijn van toeval. 

Dit gebeurt bij genetic drift.


Heeft niet te maken met selectie of fitness van deze populatie. Geen evolutie, maar toeval.

Slide 14 - Tekstslide

Verandering?
Als een populatie verandert (evolueert) kan er sprake zijn van evolutie: aanpassing/adaptatie.

Het kan ook menselijke bemoeienis zijn:
kunstmatige selectie.

Heeft niet te maken met selectie of fitness van deze populatie. Geen evolutie.

Slide 15 - Tekstslide

Soortsvorming: Hoe ontstaan soorten?
Als twee populaties van dezelfde soort van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie)

dan kunnen deze populaties genetisch zo van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

-> Er zijn twee nieuwe soorten ontstaan.

Slide 16 - Tekstslide

Biodiversiteit en evolutie
Bij een grote biodiversiteit (= veel verschillende soorten en veel genetische variatie) is er een grotere kans dat er soorten/individuen overleven als de omstandigheden veranderen 
--> Leg uit?

Slide 17 - Tekstslide

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
Klein eiland: weinig ruimte -> veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
Groot eiland: veel ruimte -> minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 18 - Tekstslide

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
Dichtbij: veel migratie 
Ver weg: weinig migratie 
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare ruimte.

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 19 - Tekstslide

eerste leven
aarde 4,6 miljard jaar oud
eerste organisme 3,5 miljard jaar geleden
vb eerste eencellige: cyanobacteriën
oeratmosfeer: methaan, waterstof amoniak geen zuurstof
door chemische reactie ontstonden organische stoffen, kwam terecht in water: oeroceanen
celmembraan ontstond door vetten


Slide 20 - Tekstslide

endosymbiosetheorie

Slide 21 - Tekstslide

creationisme
Christenen, joden en moslims hebben een andere verklaring voor het ontstaan van leven: God heeft alles gemaakt. De opvatting dat een bovennatuurlijke schepper het leven geschapen heeft, heet
creationisme.

Slide 22 - Tekstslide

verwantschap bepalen
bouw en vorm vergelijken
soms lastig

homoloog: zelfde bouw andere functie
analoog: zelfde functie andere manier van ontstaan

Slide 23 - Tekstslide

Aflezen stamboom
In de stamboom hiernaast krijg je wel informatie over de tijd.

Bijvoorbeeld:
De gemeenschappelijke voorouder van beren en walrussen leefde ruim 25 miljoen jaar geleden.

Walrussen en zeeleeuwen zullen meer verwant zijn omdat hun voorouder maar 5 miljoen jaar geleden leefde.

Slide 24 - Tekstslide