fossielen en ouderdomsbepaling

Evolutie

Evolutie is het geleidelijk veranderen van populaties met variatie door natuurlijke selectie.

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Evolutie

Evolutie is het geleidelijk veranderen van populaties met variatie door natuurlijke selectie.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Fossielen
Thema 10 Evolutie


Slide 3 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen komen veel voor. 
Met name van bepaalde soorten.

Alleen harde delen blijven bewaard. 

Sommige fossielen worden gidsfossielen genoemd. Met een gidsfossiel kun je een gesteentelaag dateren.


Slide 4 - Tekstslide

Fossielen
Waarom fossielen belangrijk?
  • Voorouders van huidige soorten
  • Laat ontwikkeling soorten zien (tussenvormen)
  • Geeft informatie over tijd/periode
  • Stamboom van het leven
  • Geologische tijdschaal



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ontstaan fossielen?
- Verstening
- Verdroging
- Kou
- Lage pH
- Zuurstofgebrek
- Opsluiten in barnsteen
Fossielen ontstaan door remming afbraak door micro-organismen (reducenten), bijv door:

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Oorzaken Fossilisatie
Verstening:
- Organische stoffen in harde delen zoals skelet, schelp of tanden worden vervangen door mineralen en verstenen onder druk (zand/slik of op de bodem rivier/zee) 
- Of er ontstaat een afdruk in steen. 

Slide 9 - Tekstslide

Zet stappen in de verstening van een fossiel in juiste volgorde:
I Mineralen vervangen botten
II Reducenten verteren het dode dier
III Een laag sediment sluit het dode dier luchtdicht af
IV Het fossiel versteent
A
II-III-I-IV
B
II-I-III-IV
C
III-II-I-IV
D
I-III-I-IV

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen fossiel?
A
Een pootafdruk van een dino in versteende modder
B
Schelp van een schelpdier met dikke laag kalk
C
Een eierschaal van een kip
D
Versteend bot van een mens

Slide 11 - Quizvraag

Welk organisme heeft de grootste kans te fossiliseren?
A
Een kwal in open zee
B
Een kwal vlak langs de kust
C
Een vis in open zee
D
Een vis vlak langs de kust

Slide 12 - Quizvraag

Onderzoek ouderdom
Fossielen in oude aardlaag: hoe oud is die laag?
Hoe oud zijn de fossielen die je daar vindt?

Aan de hand van gidsfossielen.

Bijvoorbeeld Trilobieten leefden 521 tot 250 miljoen jaar geleden. Verschillende soorten in verschillende periodes. Te gebruiken voor ouderdomsbepaling aardlaag. 
                                  -> relatieve ouderdomsbepaling

Slide 13 - Tekstslide

Onderzoek ouderdom
Hoe oud is het echt? -> Absolute ouderdomsbepaling

Met behulp van isotopen. Isotopen zijn verschillende versies van een element met een verschillende atoommassa (gewicht).

Doordat sommige isotopen radioactief zijn vervallen ze en verdwijnen ze.
De halveringstijd is de tijd die het kost om de helft van de radioactieve atomen te laten vervallen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Onderzoek ouderdom
Bijvoorbeeld koolstof. Dit element komt in de natuur in verschillende vormen voor: 12C (veel) en 14C (heel weinig). 

14C is iets zwaarder dan 12C en is radioactief. Dit betekent dat het niet stabiel is en langzaam vervalt van 14C naar 14N (stabiel stikstof) waarbij straling vrijkomt.

De halveringstijd van 14C is ongeveer 5700 jaar.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

C-14 methode
Zolang een organisme leeft blijft de verhouding tussen 12C en 14C gelijk. Zodra het organisme sterft wordt de hoeveelheid 14C steeds minder en de verhouding tussen 12C en 14C verandert dus.
Meet je de verhouding, dan kun je de ouderdom van een organisme vaststellen.

Organismen ouder dan 60.000 jaar hebben te weinig 14C over voor nauwkeurige meting. Dan maken wetenschappers gebruik van andere isotopen voor de ouderdomsbepaling.

Slide 18 - Tekstslide

In de halveringstijd is de helft van een radioactief element uiteengevallen tot een niet-radioactief element. Noteer het aantal halveringstijden waarna de radioactiviteit nog maar 12,5% is.

Slide 19 - Open vraag

14C heeft een halveringstijd van 5730 jaar. Welke tijdperken zijn met behulp van 14C te dateren?
A
vanaf kwartair tot aan carbon
B
vanaf kwartiar tot aan het krijt
C
alleen kwartair
D
alleen kwartiar en tertiar

Slide 20 - Quizvraag