hst 7 paragraaf 4 "schoonmaakmiddelen"

hst 7.4 "schoonmaakmiddelen"
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 7.4 "schoonmaakmiddelen"

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je kunt voorbeelden benoemen van cosmetische middelen.
  • Je kunt de werking van zeep/emulgator uitleggen. 
  • Je kunt zure en basische reinigingsmiddelen benoemen. 
  • Je kunt toepassingen van zure en basische reinigingsmiddelen benoemen. 
  • Je kunt kenmerken benoemen van een aantal cosmetische producten met reinigende werking.

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
Herhaling vorige paragrafen
filmpje Miranda Onstenk over zeep
extra uitleg met daartussen filmpjes en quizvragen
aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Zuiver water heet ook wel:
A
drinkwater
B
oppervlaktewater
C
gedestilleerd water
D
regenwater

Slide 4 - Quizvraag

Dit water is altijd een beetje zuur
A
drinkwater
B
oppervlaktewater
C
gedestilleerd water
D
regenwater

Slide 5 - Quizvraag

Dit water vind je in zeven, rivieren, meren, beekjes en slootjes
A
grondwater
B
oppervlaktewater
C
gedestilleerd water
D
regenwater

Slide 6 - Quizvraag

Dit water vind je heel diep in de aarde
A
grondwater
B
oppervlaktewater
C
gedestilleerd water
D
regenwater

Slide 7 - Quizvraag

DH betekent
A
Deense Hardheid
B
Duitse Hardheid

Slide 8 - Quizvraag

1 Duitse hardheid komt over een met ...... mg
Ca2+
A
5,1
B
6,1
C
7,1
D
8,1

Slide 9 - Quizvraag

Bereken hoeveel mg er zit in
8,5 DH
Ca2+
A
51,85
B
59,5
C
60
D
60,35

Slide 10 - Quizvraag

Hard water kan aanslag geven op onderdelen van bijvoorbeeld wasmachines, dit is calciumcarbonaat.
Hoe noem je deze aanslag?
A
ketelsteen
B
krijtaanslag
C
Duitse hardheid
D
waterontharder

Slide 11 - Quizvraag

hst 7.4 "schoonmaakmiddelen"

Slide 12 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk schoonmaakmiddelen

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Video

Uitleg
Niet alles is schoon te maken met zeep...

2 Soorten schoonmaakmiddelen:
- Zure schoonmaakmiddelen
- Basische schoonmaakmiddelen

Slide 15 - Tekstslide

Je gebruikt dagelijks allerlei producten om je lichaam schoon en mooi te houden. De verzamelnaam voor deze producten is cosmetische middelen. Enkele producten om je uiterlijk te verzorgen zijn:  
  • haargel
  • Deoderant
  • Parfum of aftershave
  • Oogschaduw
  • Nagellak

Met water maak je jezelf schoon, maar water alleen is niet voldoende. Je gebruikt:
  • zeep om je handen te wassen
  • tandpasta om je tanden te poetsen
  • shampoo om je haar te wassen

Het meeste vuil lost niet goed op in water vandaar dat deze middelen nodig zijn. 

Slide 16 - Tekstslide

werking van zeep

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Werking Zeep
Zeepmolecuul: kop (hydrofiel) + staart (hydrofoob)
hydrofiel = houdt van water
hydrofoob = houdt niet van water
Werking zeep
Zeepmolecuul: kop (hydrofiel) + staart (hydrofoob)

hydrofiel = houdt van water
hydrofoob = houdt niet van water

Slide 19 - Tekstslide

Zure schoonmaakmiddelen

- azijnzuur

- mierenzuur

- HCl(g) --> in water = zoutzuur


bv. ontkalkers

Basische schoonmaakmiddelen

- ammoniak

- soda

- NaOH(s)


bv. ontvetters

tasten de huid aan!

Slide 20 - Tekstslide

Basische schoonmaakmiddelen
Basisch: Oplossing van een base
Oplossen van vet

Slide 21 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen
Veel schoonmaakmiddelen maken gebruik van de pH. 

Schoonmaakazijn is bijvoorbeeld ontzettend zuur, terwijl wcreiniger juist ontzettend basisch is. 

Slide 22 - Tekstslide

Schoonmaken

Zure schoonmaakmiddelen zijn geschikt om kalk op te lossen. (Schoonmaak azijn, antikal, zoutzuur)


Basische schoonmaakmiddelen zijn geschikt om vetten op te lossen. (Ammonia, gootsteenontstopper, soda)

Slide 23 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen na het bekijken van het filmpje
zure en basische schoonmaakmiddelen.
1. Wat is PH?
2. Wat zijn zure en basische schoonmaakmiddelen?
3. Noem een aantal zure en basische schoonmaakmiddelen.

Slide 24 - Open vraag

Opdracht
zoek de drie verschillende schoonmaakmiddelen uit.
Sorteer en maak foto's
Zoek op wat de veiligheidssymbolen betekenen.
Verwerk waarom je nooit schoonmaakmiddelen mag mengen.
Leg uit wat een dosering is.

Slide 25 - Tekstslide

hydrofiel en hydrofoob

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Hydrofiel en hydrofoob
Hydrofiel: moleculen die van water houden
Hydrofoob: moleculen die bang zijn van water 

Hydrofiel: molecuul heeft minstens 1 OH- of NH- groepen (vormen waterstofbruggen met H2O)
Hydrofoob: molecuul heeft geen OH- of NH- groepen 
(vormen geen waterstofbruggen met H2O)

Soort zoekt soort! 

Slide 28 - Tekstslide

De kop van een zeepmolecuul is:
A
hydrofiel, houdt niet van water
B
hydrofoob, houdt niet van water
C
hydrofiel, houdt wel van water
D
hydrofoob, houdt wel van water

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noem je een stof die goed oplosbaar in water is?
A
zeep
B
hydrofoob
C
hydrofiel
D
emulsie

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je het gedeelte van een emulgator dat van water houdt?
A
Hydrofiel
B
Hydrofoob

Slide 31 - Quizvraag

Welke stoffen zijn hydrofiel?
A
Zout
B
zwarte peper
C
witte peper
D
suiker

Slide 32 - Quizvraag

Vet is watervresend (hydrofoob)

Stoffen die makkelijk in water oplossen zijn waterminnend (hydrofiel)


Slide 33 - Tekstslide

aan de slag
lezen en maken 7.4

Slide 34 - Tekstslide