possessive pronouns and adjectives


bezittelijke voornaamwoorden
possessive adjectives
and pronouns
Unit 6 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


bezittelijke voornaamwoorden
possessive adjectives
and pronouns
Unit 6 

Slide 1 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

More examples: where?
Study P. 253 of your book. 

Examples: This is my plan. The plan is mine. It is a plan of mine. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

adjective: bijvoeglijk naamwoord
pronoun: voornaamwoord
possessive: bezittelijk
Match the correct pronoun to the possessive (bezittelijke) form.
his
my
hers
their
your
our
its
I
you
he
she 
we
they
it

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This isn't your book. It's _____.
A
my
B
mine
C
from my
D
from mine

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This is not our cat. _____ is red.
A
We
B
Our
C
Ours
D
Us

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive adjective:
Is this Emily's room? Yes, it's _____.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive adjective:
We have a dog. It's _____ dog.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive adjective:
See that dog? _____ tail is long.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive adjective:
You have a house. It's _____ house.
A
you
B
yours
C
you's
D
your

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
This isn't your book. It's _____.
A
my
B
mine
C
from my
D
from mine

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive adjective:
Frodo and Sam are best friends. _____ goal is to destroy the ring.
A
They
B
Them
C
Their
D
Theirs

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronoun:
That's their flower. The flower is _____.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive adjective:
I have a laptop. It's _____ laptop.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Practise
6.5
Test Jezelf
Ex: 2, 4, 5, 6, 7, 8
+woordtrainer
When you finish, you can do something for yourselves. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies