11.3 Vermenigvuldigen en optellen.

De GELIJKSOORTIGE TERMEN komen er weer aan, hoor!
HV: §11.3 op blz. 182
TL: §8.3 op blz. 56
HWcheck!!!!

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De GELIJKSOORTIGE TERMEN komen er weer aan, hoor!
HV: §11.3 op blz. 182
TL: §8.3 op blz. 56
HWcheck!!!!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de omtrek?

A
13 cm
B
6,5 cm
C
12,5 cm
D
10 cm²

Slide 4 - Quizvraag

De formule
zo kort mogelijk is:
p=3q+42q
A
p=5q+4
B
p=q+4
C
p=5q
D
Kan niet korter

Slide 5 - Quizvraag


Wat is de omtrek?

A
76 dm
B
95 dm
C
114 dm
D
133 dm

Slide 6 - Quizvraag

De formule
zo kort mogelijk is:
t=4a2c+3a
A
t=5a
B
t=5c
C
t=7a-2c
D
Kan niet korter

Slide 7 - Quizvraag

wat is de omtrek
A
8 cm
B
11 cm
C
3 cm
D
22 cm

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf korter:
a+2a+b+3a+5b-b=
A
6a+5b
B
6a+4b
C
5a+6b
D
5a+4b

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

TAAK:    Kies de eenvoudigste som en bereken het ANTWOORD! Toets dat in in de volgende slide.
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Het antwoord op de eenvoudigste is:
A
25
B
50
C
269
D
250

Slide 14 - Quizvraag

Oplossing:

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

maak som 22 zelf

Slide 21 - Tekstslide

OPLOSSING:
Had je door dat deze taak over gelijksoortige termen  ging?
De termen         8 x                    en    2 x 
         zijn gelijksoortig.
Ze worden opgeteld, zoals je ziet.
52
52

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Taak: Welke formules hebben gelijksoortige termen:
A, B or C?

Slide 26 - Tekstslide

Gelijksoortige termen in:
A
A
B
B
C
C
D
A and C

Slide 27 - Quizvraag

Task:  Schrijf formule A korter. Geef je antwoord in de volgende 
slide.
timer
0:20

Slide 28 - Tekstslide

Answer A

Slide 29 - Woordweb

Taak:   Schrijf formule A korter.  
OPLOSSING:

s=7t2

Slide 30 - Tekstslide

Welke uitspraak is waar?
A
-1v = -v
B
v + v = v
C
-v -v = 2v
D
-v + v = 0

Slide 31 - Quizvraag

A.   Intro tot de volgende THEORIE (1)
Herinner je je dit over korter schrijven? 
          

Dit komt van H 9. Hetzelfde geldt voor kwadraten!
Kijk naar de volgende slide en laat je verrassen!
1x=x
1x=x
1f=f
1f=f

Slide 32 - Tekstslide

  B. Intro tot de volgende theorie (2)
Basis regels:      1f = f    or     f = 1f          en        -1h = -h         of       -h = -1h
4f + 3f = 7f
4f + f = 4f + 1f = 5f
7d - d = 7d - 1d = 6d
Nu kijken we naar soortgelijke sommen, maar nu met kwadraten!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Wat is de beste verkorting van                                                            ?
Beantwoord in de volgende slide. Onthoud je antwoord!
a. 
b.
c.
d. 
6k257k25
13k210
1k2+10
1k210
k210

Slide 36 - Tekstslide

kies je antwoord:
A
*
B
@
C
&
D
$

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de beste verkorting van                                                            ?
OPLOSSING:
a. 
b.
c.                                         Dit het KORTSTE en dus BESTE antwoord!
d. 
6k257k25
13k210
1k2+10
1k210
k210

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Hoe kun je deze opgave ooit oplossen?

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk tijd.
Doe §11.3 nu.
TL: §8.3


Slide 42 - Tekstslide