§21.2 L' Imparfait

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3,4

§21.2 L'imparfait

L'imparfait

Doelen:

- Je kunt de imparfait vertalen

- Je weet hoe de imparfait gevormd wordt.

§21.1 IMPARFAIT

(onvoltooid verleden tijd)

In het Nederlands is de o.v.t. bijvoorbeeld:

lopen >> ik liep 

hebben >> ik had

gaan >> ik ging

en ga zo maar door

Wanneer gebruik je de IMPARFAIT?

Je gebruikt de imparfait om een gewoonte of toestand in het verleden te beschrijven.

Gewoonte: 

Tous les jours, j'allais chez ma grand-mère. (Ik ging)

Toestand: 

Patrick était vraiment malade. (Patrick was)

Hoe maak je de imparfait?

IMPARFAIT

Hoe vervoeg je de imparfait? 

1. nous-vorm van het werkwoord

2. haal "ons" eraf

3. juiste uitgang erachter ( ^jeais / ^tuais / ^il/elle/on ait / ^nous ions/ ^vous iez / 

^ils/elles aient)

Stam + uitgang

Exemples :

Je (porter) portais          (nous portons)

Tu (aller) allais                 (nous allons)

Il/Elle/on (avoir) avait     (nous avons)

Nous (faire) faisions       (nous faisons)

Etc...

Let op

De imparfait van het werkwoord "être" is onregelmatig. Van 'nous sommes' kun je namelijk geen 'ons' afhalen...

Hier gebruik je een vaste stam : ét

Ik was = j'étais

ais is de uitgang bij "je"

Exemple:

Nous étions

Er was: c'était

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

il/elle/on

Nous

Vous

Ils / elles

Vul alle 6 de vormen in voor het werkwoord ALLER

Aller
Imparfait

Nous (imparfait) ___

1. avons
2. avions
3. aivons
4. avoins

vous (avoir, imparfait)

1. avions
2. avez
3. aviez
4. avons

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?

1. C'était
2. Nous chantons
3. Il y avait
4. Je voulais

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait: Tu (regarder)

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait: Nous (chercher)

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait: Marc (finir)

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait: Vous (aller)

Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait: Laura et Pierre (être)

Zet in de imparfait:
Je suis au concert.

Zet in de imparfait:
Vous parlez anglais.

Zet in de imparfait:
Elle a 16 ans.

Zet in de imparfait:
Tu fais du sport ?

Waar(mee) kun je oefenen met het vervoegen van werkwoorden in verschillende tijden?

La fin !