4H werkwoorden en tijden Unité 1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3,4

La conjuguaison des verbes

Deze les herhalen we de vervoegingen uit Unité 1: 

* regelmatige werkwoorden op -er 

* onregelmatige werkwoorden: avoir, être, aller en faire in 3 tijden: Présent, Passé composé, Imparfait (+ futur simple)

D'abord, les verbes au présent §21.1

Voordat je verder gaat, lees je eerst §21.1 door

parler

=

 praten

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

parlons

parlent

parle

parlez

parles

parle

être

=

 zijn

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

sommes

sont

suis

êtes

es

est

Avoir = hebben

j'

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

ai

as

a

avons

avez

ont

Aller = gaan

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

vais

vas

va

allons

allez

vont

Faire

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

fais

fais

fait

faisons

faites

font

Zij hebben (avoir)

ik praat (parler)

Ik doe (faire)

Jij gaat (aller)

Jullie zijn (être)

Zij is (être)

Wij vergeten (oublier)

On continue au passé composé §21.3 

Vervoegd met avoir of être?

• Faire, être en avoir worden vervoegd met het hulpwerkwoord hebben = avoir
• Aller wordt vervoegd met het hulpwerkwoord zijn = être 

Deze werkwoorden hebben een onregelmatig voltooid deelwoord

Eu

Allé

Été

Fait

Avoir

Aller

Être

Faire

Donc...

Être -> J' ai été

Avoir -> J' ai été

Faire -> J' ai fait

Aller -> Je suis allé(e) --> Let op! vervoeg je met être -> accord! Vrouwelijk : +e / Meervoud +s / Vrouwelijk meervoud +es

Vervoeg in de passé composé
Nous ... (avoir) un cadeau

Vervoeg in de passé composé
Ils .... (être) au concert

Vervoeg in de passé composé
Tu ... (faire) du jogging?

Vervoeg in de passé composé
Elle .... (aller) au concert

Et maintenant... l'imparfait 

§21.2

Uitgangen imparfait

De stam van de imparfait = nous-vorm in de présent waar je -ons vanaf haalt

Bijv. nous avons> stam wordt av-

Uitgangen imparfait:

ais -ais - ait - ions - iez - aient

Donc...

Stam imparfait:

- Avoir: Nous avons --> av-

- Aller: Nous allons --> all-

- Faire: Nous faisons --> fais-

ATTENTION! Être -> ét- (want van nous sommes kun je geen -ons afhalen...)

Vervoeg in de imparfait
Il .... (faire)

Vervoeg in de imparfait
Vous.... (aller)

Vervoeg in de imparfait
J'.... (être)

Vervoeg in de imparfait
Nous.... (avoir)

Et les derniers... le futur simple §21.6

Hoe maak je de futur en de futur du passé (conditionnel)?

Futur simple = zal + heel werkwoord
Conditionnel = zou + heel werkwoord

Futur simple: hele werkwoord + uitgangen avoir
Conditionnel: hele werkwoord + uitgangen imparfait

ATTENTION! Bij être, avoir, faire, aller is het niet het hele werkwoord maar een andere vorm!

Sleep de uitgangen naar de juiste tijd & persoon.

Conditionnel

futur simple

je

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

je

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

ons

iez

ont

a

aient

ez

as

ai

ais

ions

ait

ais

Deze werkwoorden hebben als stam niet het hele werkwoord. Welke stam hoort bij welk werkwoord?

ir-

aur-

fer-

ser-

avoir

aller

faire

être

Donc...

- Avoir: J'aurai 

- Aller: J'irai

- Faire: Je ferai

- Être: Je serai

Vervoeg in de futur simple
On ... (avoir)

Vervoeg in de futur simple
J' .... (aller)

Vervoeg in de conditionnel
Ils .... (faire)

Vervoeg in de conditionnel
On .... (être)

Et on mélange!

Nu komen alle tijden door elkaar alors ATTENTION!

Ik ben

1. Je suis
2. Je serai
3. Je serais
4. J'ai

Wij zouden gaan (conditionnel)

1. Nous allons
2. Nous irons
3. Nous irions
4. Nous aurions

Zij zullen doen (futur simple)

1. Ils font
2. Ils feront
3. Ils feriont
4. Ils feraient

Sarah en Flora zijn gegaan

1. Sarah et Flora sont allé
2. Sarah et Flora ont allé
3. Sarah et Flora sont allées
4. Sarah et Flora ont allée

Jullie hadden

1. Vous avez
2. Vous aviez
3. Vous aurez
4. Vous auriez

Jij bent geweest

1. Je suis été
2. J'ai eu
3. J'ai été
4. Je suis eu

Au travail

Maak 18a van Unité 1 nogmaals (in je boek of in eDition)

Daarna kies je of je 18b,c,d maakt.

Wat heb je nodig?