Werkwoordspelling totaal

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1,2

De PV is altijd een werkwoord

1. juist
2. onjuist

                                                                               = Tijdproef

                                                                                 = Getalproef

Hij vind/ vint/ vindt dat leuk!

!

Hoe pak je het aan?

Wat is het onderwerp van de zin?

Maak de stam (ik-vorm) van het hele werkwoord 

1

2

3

Het onderwerp is...

Ik: gebruik de stam = vind

Je/jij of hij/zij:  stam+t = vindt

Cas ..... morgen 13. (worden)

1. word
2. wort
3. wordt
4. worden

Ik ..... een taart voor zijn verjaardag. (maken)

1. maak
2. maakt
3. maakdt
4. maken

Ik .... elke avond. (bidden)

1. bit
2. bid
3. bidt

Zwak werkwoord

lachen - lach              

                                 de h staat in 't ex-kofschip

lach+ te - hij lachte/ wij lachten

                            

Staat de laatste letter van de stam in

't ex-kofschip dan moet je -te of -ten gebruiken

Let op!

Het is nu belangrijk om eerst naar de stam  te kijken

1. Hele werkwoord = verhuizen -en  = stam : verhuizen
2. Laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: Nee
3. Dus de(n)
4. Ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein. (missen)

1. miste
2. mistte
3. misde
4. misdte

Toen hij het winnende doelpunt maakte, ...... het publiek. (juichen)

1. juigde
2. juichde
3. juigte
4. juichte

Hij ..... snel. (antwoorden)

1. antwoorde
2. antwoordde
3. antwoordte
4. antwoortte

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort:

sloeg, riep, brak, dacht, reed

 

Je gebruikt de 'gewone' spelregels

Zij ..... gister naar de brievenbus aan de overkant. (lopen)

1. loopte
2. liep
3. liepte
4. loopt

Wij ..... de boodschappen naar de keuken. (dragen)

1. droegen
2. draagten
3. droeg

Voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

1. Werkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Persoonsvorm

Voltooid Deelwoord

Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be-, ver-, of ont-

Bijvoorbeeld:

gelopen - gefietst - gemaakt

betaald -  begroet - begraven

verrast - verteld - verhuisd

Wat is het voltooid deelwoord in de zin:

Ze hebben gisterenavond samen macaroni gegeten

1. Ze
2. Hebben
3. Macaroni
4. Gegeten

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.

1. lust
2. heb
3. wist
4. gekocht

Oefenen: Kies de juiste vorm:

De buurman heeft zijn spullen ......

1. verhuist
2. verhuisd

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen

1. gejaagt
2. gejaagd

Hoe goed ben je nu in werkwoordspelling?

0100