Les6 U1

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme aujourd'hui

  • Apprendre 1-4  en ligne
  • avoir / etre
  • Apprendre 6 et 7

Slide 2 - Tekstslide

ça  y est? (is het gelukt?)

Leren App 1,2,4 & 1o
Afmaken ex 7, 9, 10
Maken 11,12 13

Slide 3 - Tekstslide

Welke vervoegingen horen bij être en welke bij avoir?
être
avoir
suis
avons
êtes
ont
sont
as
avez

Slide 4 - Sleepvraag

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 5 - Sleepvraag

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 6 - Sleepvraag

ETRE
AVOIR
je suis 
tu as
ik heb
zij hebben
wij zijn
vous êtes
vous avez
zij is
jullie hebben
ils sont
tu es
j'ai
ils ont
nous sommes
jij bent
nous avons
zij zijn 
jij hebt
jullie zijn
elles ont

Slide 7 - Sleepvraag

Etre
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils

Slide 8 - Sleepvraag

etre - zoek de juiste vormen
timer
1:00
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 9 - Sleepvraag

Les devoirs pour le prochain cours

Apprendre 1-4
de regels van de Passé Composé
Exercices 16a-e, pages 23-26
partir & sortir, page 16

Slide 10 - Tekstslide

Le passé composé
Voltooid verleden tijd. Je hebt iets gedaan en je doet het nu niet.
( dus... 5 minuten geleden, gisteren, tijdens het weekend, in de vakantie.....)

Nodig NLhebben of zijn   + voltooid deelwoord.  
                   Ik heb gegeten, ik heb beëindigd, ik heb verkocht
                   Ik ben gevallen, ik ben uitgeweest
                   
Nodig  FRavoir of être +(werkwoord - er)  + é    ->  j'ai mangé   (manger)  je suis tombé(e)
                   avoir of être +(werkwoord - -ir)  + i      ->  j'ai fini  ( finir) , je suis sorti(e)
                   avoir of être +(werkwoord - -re) + u    ->  j'ai vendu  (vendre)




Slide 11 - Tekstslide

le passé composé II
faire (doen, maken)  --  vorm van avoir fait   (gedaan)
                                        j'ai  fait du foot

avoir (hebben)           --  vorm van avoir eu  (gehad)
                                        tu as eu une bonne note

être (zijn)                   --  vorm van avoir + été (geweest) 
                                       il  a été malade

Slide 12 - Tekstslide

le passé composé III
Deze werkwoorden hebben être als hulpwerkwoord.

Zie ook page 24
Deze werkwoorden drukken allemaal een beweging uit.

Slide 13 - Tekstslide

Passé composé IV
Let op!!
Kijk goed WIE het onderwerp is.

Jean  est arrivé.
Monique est arrivée
Jean et Luc sont arrivés
Monique et Julie sont arrivées

Slide 14 - Tekstslide

Le passé composé

les exercices 16 (page 23-26) de Libre Service
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Apprendre 1-4

Slide 16 - Tekstslide

Vocabulaire
Kennismaken met
page 41

Slide 17 - Tekstslide

Vocabulaire
Oefenen met

Slide 18 - Tekstslide

à faire.....
1. 6  Parler.
Faire et ecouter exercice 19, 20 et 21


Slide 19 - Tekstslide

Libre Service en ligne
  • ga naar Magister
  • ga naar leermiddelen
  • kies Libre Service havo2
  • Log in met jouw (school)mail + PW
  • Klik op je naam en vul de code in. (staat op het bord)

Slide 20 - Tekstslide

Les devoirs pour le prochain cours

Apprendre 1-4
Parler 1.6 , ex 19,20,21

Slide 21 - Tekstslide

C'est la fin
Au revoir!
Salut!   A plus!  A+  Ciao!
Bonne journée!! 

Slide 22 - Tekstslide