frans les 23
1 / 17
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Etre
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils
Slide 4 - Sleepvraag
Etre. Deux personnes .....
A
êtront
B
sont
C
est
D
êtes
Slide 5 - Quizvraag
ETRE: jij bent
A
tu est
B
tu es
C
tu suis
D
tu as
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Tekst
Het werkwoord tomber vervoeg je in de passé composé met......
Het werkwoord chanter vervoeg je in de passé composé met....
Verreweg de meeste werkwoorden die in het Nederlands vervoegt met zijn, vervoeg je in het Frans met....
Het werkwoord avoir vervoeg je met....
Eén belangrijke uitzondering op die regel heb je geleerds in unité 1: het werkwoord être vervoeg je met....
être
avoir
être
avoir
avoir
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a
Slide 10 - Quizvraag
avoir
=
hebben
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
as
avez
a
ai
ont
avons
Slide 11 - Sleepvraag
Slide 12 - Tekstslide
être of avoir?
J'ai
J'ai
A
être
B
avoir
Slide 13 - Quizvraag
zijn =
A
être
B
avoir
Slide 14 - Quizvraag
Avoir
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont
