2 studiepunten bij een cijfer hoger dan of gelijk aan 5,5.
duur: 30 minuten
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verkoop & communicatieMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Toets Samenwerken en communiceren
onderdeel van het vak Verkoop en communicatie
boek Samenwerken en communiceren
bij 60% goed gescoord is het cijfer 5,5.
2 studiepunten bij een cijfer hoger dan of gelijk aan 5,5.
duur: 30 minuten
Slide 1 - Tekstslide
Sleep het blauwe vakje naar één van de rode vakjes.
opgave 1
zender
ontvanger
medium
luistert en kijkt
praat en maakt gebaren
communicatiemiddel
Slide 2 - Sleepvraag
Sleep het blauwe vakje naar één van de rode vakjes.
opgave 2
externe ruis
interne ruis
Floor hoort niet wat je zegt, want de muziek staat te luid.
Evelien hoort niet wat je zegt, want ze is afgeleid door haar telefoon.
Slide 3 - Sleepvraag
opgave 3 Wat is een voorbeeld van verbaal gedrag?
A
naar iemand zwaaien
B
een geur ruiken
C
een gesprek voeren
D
een brief schrijven
Slide 4 - Quizvraag
opgave 4 Tijdens een gesprek boos kijken is een voorbeeld van...?
A
verbale communicatie
B
non-communicatie
C
non-verbale communicatie
Slide 5 - Quizvraag
opgave 5
Sleep een blauw vakje naar één van de rode vakjes.
meerzijdige communicatie
eenzijdige communicatie
folder
werkoverleg
Slide 6 - Sleepvraag
opgave 6
Sleep een blauw vakje naar één van de rode vakjes.
informele communicatie
formele communicatie
functioneringsgesprek met de leidinggevende
gesprek met leidinggevende over de klanten
Slide 7 - Sleepvraag
opgave 7
Sleep een blauw vakje naar één van de rode vakjes.
horizontale communicatie
verticale communicatie
mededeling van leidinggevende
mededeling van collega
Slide 8 - Sleepvraag
opgave 8 Een gesprek bestaat uit 3 fasen: inleiding - ? - afsluiting
toelichting
Slide 9 - Open vraag
opgave 9. Leon sluit voor het eerst de winkel af. Zijn leidinggevende geeft hem daarom een...?
A
enkelvoudige taakopdracht
B
meervoudige taakopdracht
C
instructie
Slide 10 - Quizvraag
opgave 10. Niels heeft al vaak een weekplanning gemaakt. Zijn leidinggevende geeft hem daarom...?
A
instructie
B
enkelvoudige taakopdracht
C
meervoudige taakopdracht
Slide 11 - Quizvraag
opgave 11. Jarno moet de winkelpui schoonmaken. De leidinggevende wil dat het op de juiste manier gebeurt en met de juiste schoonmaakmiddelen. Hij geeft Jarno daarom...?
A
meervoudige taakopdracht
B
instructie
C
enkelvoudige taakopdracht
Slide 12 - Quizvraag
opgave 12 Vera is in een nieuw team. Zij maakt kennis met collega's en elke taak wordt stap voor stap uitgelegd. Hoe heet deze fase van de inwerkperiode?
A
stage
B
introductie
C
evaluatie
D
proefperiode
Slide 13 - Quizvraag
opgave 13. Waarvoor staat de letter 'D' van de LSD techniek?
Slide 14 - Open vraag
opgave 14. Tijdens het kennismakingsgesprek vertelt Mats dat hij ervaring heeft met advies geven aan klanten. Welke reactie kun je geven als je de 'D' van de LSD techniek gebruikt?
A
"Ah, dat kunnen we goed gebruiken."
B
"Heb je ook ervaring met bestellen?"
C
"Welk voorbeeld kun je daarvan geven?"
Slide 15 - Quizvraag
opgave 15. Tanja is ervaren, maar vind het moeilijk om goed met klachten om te gaan. Ze wil dit leren. Hoe kan haar leidinggevende haar helpen?
A
Tanja coachen
B
Tanja een meervoudige taakopdracht geven
C
introductiegesprek met Tanja
Slide 16 - Quizvraag
opgave 16
Sleep het blauwe vakje naar één van de rode vakjes.
intrinsieke motivatie
extrinsieke motivatie
"Ik werk hier graag, want ik krijg hier veel complimenten."
"Ik werk hier graag, want ik vind het leuk om te doen.
Slide 17 - Sleepvraag
opgave 17 Wat is het beste moment om feedback aan een collega te geven?
A
een paar uren later
B
tijdens een functioneringsgesprek
C
vlak na de gebeurtenis
Slide 18 - Quizvraag
opgave 18 Jos en Sanne zijn collega's. Sanne komt vaak te laat. Welke feedback kan Jos het beste geven?
A
"Je komt nooit eens op tijd!"
B
"Nu ben je alweer te laat."
C
"Ik vind het vervelend dat je laat bent."
Slide 19 - Quizvraag
opgave 19 Hoe kun je het beste doen als je negatieve feedback krijgt?
A
ervan leren
B
ervan balen
C
excuses bedenken
Slide 20 - Quizvraag
opgave 20
Sleep een blauw vakje naar één van de rode vakjes.
werkoverleg
werkbespreking
Informeel overleg zonder agenda.
Een gepland overleg met agendapunten
Slide 21 - Sleepvraag
opgave 21 Welke vorm van overleg zie je hier?
A
videoconference
B
webconference
C
teleconference
Slide 22 - Quizvraag
opgave 22
Sleep elk blauw vakje naar één van de rode vakjes.
Leidt de vergadering.
Schrijft op wat er wordt gezegd.
Doet actief mee.
voorzitter
notulist
deelnemer
Slide 23 - Sleepvraag
opgave 23 Met welke 3 agendapunten begint een vergadering?
A
opening, mededelingen, notulen vorige keer
B
opening, planning, notulen vorige keer
C
opening, omzet, notulen vorige keer
D
opening, mededelingen, omzet
Slide 24 - Quizvraag
opgave 24
Sleep elk blauwe vakje naar één van de rode vakjes.
gesloten agendapunt
half open agendapunt
open agendapunt
onderwerp dat de volgende keer weer op de agenda staat.
brainstorm
mededeling
Slide 25 - Sleepvraag
opgave 25 Hoe noem je een lijst met afspraken voor het voeren van werkoverleg?
A
notulen
B
vergaderreglement
C
agenda
Slide 26 - Quizvraag
opgave 26 Jeroen let niet op tijdens het werkoverleg. Welke vraag kan de voorzitter het beste stellen om hem te betrekken bij de vergadering?
A
open vraag
B
gesloten vraag
Slide 27 - Quizvraag
opgave 27 De voorzitter noteert de afspraken op een whiteboard en zet een vinkje achter de afspraken die zijn nagekomen. Wat stimuleert de voorzitter?