In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
3.4 Leven in het verleden
en
3.5 Evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen:
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
belangrijke gebeurtenissen over de ontwikkeling van het leven op aarde op een tijdlijn plaatsen.
uitleggen dat door het ontstaan van de eerste organismen andere organismen konden ontstaan.
uitleggen dat er in de loop van de geschiedenis steeds complexere organismen ontstonden.
uitleggen dat variatie binnen een soort kan ontstaan door mutaties.
uitleggen dat concurrentie, mutaties, natuurlijke selectie en isolatie een rol spelen in het evolutieproces.
uitleggen hoe nieuwe soorten door evolutie kunnen ontstaan.
uitleggen wanneer je spreekt van een nieuwe soort.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe ziet deze les er uit
Uitleg: 3.4 Leven in het verleden
Zelfstandig werken:
Herhalingsquiz:
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Vroeger was alles anders
De geschiedenis van de aarde is in vier hoofdperioden ingedeeld: het precambrium, het paleozoïcum, het mesozoïcum en het kenozoïcum
Slide 5 - Tekstslide
Het precambrium
begint bij het ontstaan van de aarde en duurt zo'n 4 miljard jaar ,4.000 miljoen jaar
begon met het vormen en vervolgens afkoelen van de aarde.
In het begin was er geen zuurstof in de atmosfeer
eerste organismen waren allemaal eencellig
3.500 miljoen jaar geleden ontstonden bacteriën met bladgroen,
deze bacteriën konden glucose en zuurstof maken
dankzij de zuurstof ontstonden ook meercellige dieren.
Slide 6 - Tekstslide
Het paleozoïcum
begin ontstonden allerlei nieuwe steeds complexere diersoorten
dieren met ogen en skeletten
dieren ontwikkelden verschillende manieren om te kruipen of te zwemmen
door deze nieuwe eigenschappen , nieuwe leefwijze mogelijk: eerste roofdieren ontstonden
daardoor veel dieren prooidier, zij ontwikkelden allerlei manieren om zich te beschermen pantsers, stekels of vinnen
biodiversiteit in zee was aan het begin hoog
herkenbare soorten, zoals kreeften, inktvissen en vissen.
ook vreemde soorten die nu niet meer bestaan, zoals de trilobieten
biodiversiteit op het land was aan het begin van deze periode nog laag
Alleen schimmels en enkele soorten sporenplanten leefden op het land
Daarna kwamen de geleedpotigen, eerste dieren die op het land gingen leven
Halverwege werden de landplanten steeds groter
In natte gebieden ontstonden uitgestrekte moeraswouden, kwam er veel zuurstof
groep vissen ontwikkelde longen en uit deze groep ontstonden de eerste amfibieën
Uit de amfibieën ontstonden vervolgens de eerste reptielen
eind ook op het land een hoge biodiversiteit, zowel planten als dieren.
Slide 7 - Tekstslide
Fossiele brandstoffen
Halverwege paleozoïcum, gigantische moeraswouden
Dikke lagen dode planten raakten toen bedekt met gesteente
Die plantenlagen werden vervolgens samengeperst tot fossiele brandstoffen: steenkool, bruinkool, aardolie en aardgas
fossiele brandstoffen hielpen mensen enorm in de vooruitgang
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt ook voor veel problemen, zoals wereldwijde klimaatverandering
Slide 8 - Tekstslide
Het mesozoïcum
252 miljoen jaar geleden begon, was het op aarde erg heet en droog
grootste deel van het land was woestijn
ontstonden uit reptielen de dinosauriërs
ook de zoogdieren maakte een grote ontwikkeling door
halverwege ontstond een groep vliegende dinosauriërs
dinosauriërs hadden veren, warm te houden, die veren ook geschikt kleine dinosauriërs tussen bomen zweven
zweven ontwikkelde zich vervolgens tot vliegen
eerste vogels was de Archaeopteryx
planten veranderde er veel, ontwikkelden boomsoorten, eerste zaadplanten verschenen halverwege, grassen ontstonden tegen het eind van dit tijdperk
meteorietinslag zorgde ervoor dat alle grote dieren, waaronder de dinosauriërs, uitstierven
Slide 9 - Tekstslide
Het kenozoïcum
tijdperk waarin wij nu leven
begon 66 miljoen jaar geleden na de meteorietinslag
klein aantal gewervelden had de ramp overleefd,vogels en zoogdieren
leven op aarde moest herstellen, ontstonden opnieuw veel nieuwe soorten zoals reuzenroofvogels en reuzengordeldier
periode van zoogdieren en gras
gras kan bijna overal groeien daardoor is nu ongeveer 40% van het land in de wereld bedekt met gras
zoogdieren ontwikkelden zich tot allerlei soorten
40 miljoen jaar geleden eerste mensapen en pas 4 miljoen jaar geleden eerste mensachtigen
aarde koelde behoorlijk af,, de laatste 2,5 miljoen jaar meerdere ijstijden
Slide 10 - Tekstslide
Tijdlijn
In de tijdlijn zie je de ontwikkeling
van de verschillende organismen
tijdens de vier hoofdperioden.
Gebruik dit plaatje bij het
maken van je samenvatting.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
een komen en gaan van soorten
Slide 13 - Tekstslide
Soorten komen en gaan
honderden miljoenen jaren dat de aarde bestaat leefden er veel soorten die ook weer zijn uitgestorven
er ontstonden ook heel veel nieuwe soorten
wetenschappers aangetoond dat nieuwe soorten er niet ineens zijn, geleidelijke verandering zorgen daarvoor
dit is evolutie
evolueren betekent: geleidelijk ontwikkelen
Slide 14 - Tekstslide
Snelle kikkervisjes
vrouwtje van de bruine kikker legt ongeveer 2500 eitjes: kikkerdril
veel waterdieren eten kikkerdril op
toch worden er nog heel veel kikkervisjes geboren uit de kikkerdril
zijn er veel meer dan er kunnen overleven
overgebleven kikkervisjes concurreren met elkaar, genoeg voedsel, leefruimte vechten om te overleven
weinig kikkervisjes de kans om tot een volwassen kikker uit te groeien
DNA afkomstig van hun ouders, bepaalt groot deel de eigenschappen, broertjes en zusjes die veel op elkaar lijken
duidelijk andere eigenschap , lange staart, erfelijke eigenschap toevallige verandering in het DNA, mutatie
langere staart kan het kikkervisje sneller zwemmen dan zijn broertjes en zusjes, aanpassing is voordeel kansen op overleven
snelle kikkervisje wordt volwassen en gaat zich voortplanten
eigenschap 'langere staart' zit in het DNA en is dus erfelijk
volgende generatie bevat de populatie steeds meer snelle kikkervisjes met een lange staart
na een tijd bijna alleen nog maar kikkervisjes met lange staart,
er is geen nieuwe soort ontstaan, de soort is een beetje veranderd,
Slide 15 - Tekstslide
Erfelijke en niet-erfelijke variatie
verschillen in eigenschappen binnen een populatie van organismen noem je variatie.
variatie kan het gevolg zijn van mutaties in het DNA.
Als een mutatie optreedt in een geslachtscel of bij de eerste delingen, kan de variatie van ouder op kind worden doorgegeven. Dit noem je erfelijke variatie.
Er is ook variatie die niet erfelijk is. Bijvoorbeeld: als jij heel veel traint, krijg je stevige spieren. Die eigenschap geef je niet aan je nakomelingen door, omdat jouw DNA door het trainen niet verandert.
Slide 16 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 17 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 18 - Tekstslide
Natuurlijke en seksuele selectie
kikkervisje met gunstige eigenschap meer kans om te overleven en om zich voort te planten
de natuur de kikkervisjes met de gunstige eigenschap selecteert ,natuurlijke selectie.
speciale vorm van natuurlijke selectie is seksuele selectie
betekent: uitkiezen om mee voort te planten
Je ziet dat heel vaak in de natuur. Mannelijke edelherten kunnen grote geweien hebben, die wel 12 kilo wegen. Zo'n mannetje is fit genoeg om zo’n zwaar en groot gewei te dragen en om er handig mee om te gaan in een gevecht (zie afbeelding Vechtende edelherten). Een groot gewei betekent dat het edelhert sterk is en dus ook sterke nakomelingen kan krijgen. Een vrouwelijk edelhert kiest daarom het mannetje met het grootste gewei om mee voort te planten. Een hert met een kleiner gewei vindt ze niet aantrekkelijk.
Slide 19 - Tekstslide
Seksuele Selectie
Slide 20 - Tekstslide
Seksuele selectie
Seksuele selectie = Selectie van partners op basis van kenmerken die aantrekkelijk worden gevonden.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Evolutie samengevat
De volgende factoren maken dus deel uit van het evolutieproces.
Er zijn altijd meer nakomelingen dan er kunnen overleven. De nakomelingen concurreren of strijden om bijvoorbeeld voedsel en leefruimte.
Door mutaties ontstaan erfelijke verschillen tussen organismen van dezelfde soort. Zo ontstaat erfelijke variatie binnen een populatie.
Door natuurlijke selectie hebben de individuen die beter zijn aangepast binnen een populatie een grotere overlevingskans. Zij krijgen gemiddeld meer nakomelingen dan de minder goed aangepaste individuen binnen de populatie.
Door isolatie van een deel van een populatie worden de erfelijke verschillen tussen de populaties steeds groter. Op deze manier kunnen nieuwe soorten ontstaan.