In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
3.5 evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Zet in je agenda
In Learnbeat:
Lezen: Theorie A 3.5 Evolutie
Maken: 3.5 B opdr 1 t/m 6
Samenvatting (af) maken: 3.1 t/m 3.4 (mindmap of cornellmethode)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
een komen en gaan van soorten
Slide 4 - Tekstslide
Soorten komen en gaan
honderden miljoenen jaren dat de aarde bestaat leefden er veel soorten die ook weer zijn uitgestorven
er ontstonden ook heel veel nieuwe soorten
wetenschappers aangetoond dat nieuwe soorten er niet ineens zijn, geleidelijke verandering zorgen daarvoor
dit is evolutie
evolueren betekent: geleidelijk ontwikkelen
Slide 5 - Tekstslide
Snelle kikkervisjes
vrouwtje van de bruine kikker legt ongeveer 2500 eitjes: kikkerdril
veel waterdieren eten kikkerdril op
toch worden er nog heel veel kikkervisjes geboren uit de kikkerdril
zijn er veel meer dan er kunnen overleven
overgebleven kikkervisjes concurreren met elkaar, genoeg voedsel, leefruimte vechten om te overleven
weinig kikkervisjes de kans om tot een volwassen kikker uit te groeien
DNA afkomstig van hun ouders, bepaalt groot deel de eigenschappen, broertjes en zusjes die veel op elkaar lijken
duidelijk andere eigenschap , lange staart, erfelijke eigenschap toevallige verandering in het DNA, mutatie
langere staart kan het kikkervisje sneller zwemmen dan zijn broertjes en zusjes, aanpassing is voordeel kansen op overleven
snelle kikkervisje wordt volwassen en gaat zich voortplanten
eigenschap 'langere staart' zit in het DNA en is dus erfelijk
volgende generatie bevat de populatie steeds meer snelle kikkervisjes met een lange staart
na een tijd bijna alleen nog maar kikkervisjes met lange staart,
er is geen nieuwe soort ontstaan, de soort is een beetje veranderd,
Slide 6 - Tekstslide
Erfelijke en niet-erfelijke variatie
verschillen in eigenschappen binnen een populatie van organismen noem je variatie.
variatie kan het gevolg zijn van mutaties in het DNA.
Als een mutatie optreedt in een geslachtscel of bij de eerste delingen, kan de variatie van ouder op kind worden doorgegeven. Dit noem je erfelijke variatie.
Er is ook variatie die niet erfelijk is. Bijvoorbeeld: als jij heel veel traint, krijg je stevige spieren. Die eigenschap geef je niet aan je nakomelingen door, omdat jouw DNA door het trainen niet verandert.
Slide 7 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 8 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 9 - Tekstslide
Natuurlijke en seksuele selectie
kikkervisje met gunstige eigenschap meer kans om te overleven en om zich voort te planten
de natuur de kikkervisjes met de gunstige eigenschap selecteert ,natuurlijke selectie.
speciale vorm van natuurlijke selectie is seksuele selectie
betekent: uitkiezen om mee voort te planten
Je ziet dat heel vaak in de natuur. Mannelijke edelherten kunnen grote geweien hebben, die wel 12 kilo wegen. Zo'n mannetje is fit genoeg om zo’n zwaar en groot gewei te dragen en om er handig mee om te gaan in een gevecht (zie afbeelding Vechtende edelherten). Een groot gewei betekent dat het edelhert sterk is en dus ook sterke nakomelingen kan krijgen. Een vrouwelijk edelhert kiest daarom het mannetje met het grootste gewei om mee voort te planten. Een hert met een kleiner gewei vindt ze niet aantrekkelijk.
Slide 10 - Tekstslide
Seksuele selectie
Seksuele selectie = Selectie van partners op basis van kenmerken die aantrekkelijk worden gevonden.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Evolutie samengevat
De volgende factoren maken dus deel uit van het evolutieproces.
Er zijn altijd meer nakomelingen dan er kunnen overleven. De nakomelingen concurreren of strijden om bijvoorbeeld voedsel en leefruimte.
Door mutaties ontstaan erfelijke verschillen tussen organismen van dezelfde soort. Zo ontstaat erfelijke variatie binnen een populatie.
Door natuurlijke selectie hebben de individuen die beter zijn aangepast binnen een populatie een grotere overlevingskans. Zij krijgen gemiddeld meer nakomelingen dan de minder goed aangepaste individuen binnen de populatie.
Door isolatie van een deel van een populatie worden de erfelijke verschillen tussen de populaties steeds groter. Op deze manier kunnen nieuwe soorten ontstaan.