2VM Test jezelf H3.3

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Wispels-Muilenburg
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Wispels-Muilenburg

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Presentatie Talitha
  • Woord van de week
  • Huiswerk nakijken:  H4.7 Gram. opdr. 8 t/m 14 (12 niet)
  • Vragen?
  • Quizje
  • Theorie 3.3 herhalen
  • Nieuw huiswerk:  Test jezelf H3.3
  • Klaar?: Test jezelf H3 +  Versterk jezelf H3
  • Afsluiting: Grammatica

Slide 2 - Tekstslide

spenderen

Slide 3 - Tekstslide

(Welke) vallende sterren kun je vannacht zien?
A
av
B
vrv
C
mv
D
o

Slide 4 - Quizvraag

Weet jij (wie) er gewonnen heeft?
A
av
B
vrv
C
mv
D
o

Slide 5 - Quizvraag

Wil jij (deze) schoenen even terug zetten?
A
av
B
vrv
C
mv
D
o

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb (die) nog nooit gezien.
A
av
B
vrv
C
mv
D
o

Slide 7 - Quizvraag

Ik vind (dat) maar een vreemd verhaal.
A
av
B
vrv
C
mv
D
o

Slide 8 - Quizvraag

Nederlandse kiezers (kozen) het woord bolleboos uit tot het mooiste woord van de afgelopen anderhalve
eeuw.
A
zww
B
hww
C
mv
D
o

Slide 9 - Quizvraag

Nederlandse kiezers kozen het woord (bolleboos) uit tot het mooiste woord van de afgelopen anderhalve
eeuw.
A
bn
B
zn
C
vrv
D
bzv

Slide 10 - Quizvraag

Nederlandse kiezers kozen het woord bolleboos uit tot het (mooiste) woord van de afgelopen anderhalve
eeuw.
A
mv
B
zn
C
vrv
D
bn

Slide 11 - Quizvraag

Nederlandse kiezers kozen het woord bolleboos uit tot het mooiste woord van de afgelopen (anderhalve)
eeuw.
A
rtw
B
vz
C
htw
D
mv

Slide 12 - Quizvraag

De vrolijke atleet lag te rusten voor die spannende wedstrijd.
PV = vraagzin maken (ww vooraan)
WG = alle ww + aan het + te + zich + splitsbare ww
O = wie/wat + gez.?
LV = wie/wat + gez. + o. (+ gez.)?
MV = aan/voor wie/ wat is het bestemd?
AV = dit, dat, deze, die, zulke, zo'n, dergelijke
VRV = wie, wat, welke, wat voor (een)

Slide 13 - Tekstslide