De vrolijke atleet lag te rusten voor die spannende wedstrijd.
PV = vraagzin maken (ww vooraan)
WG = alle ww + aan het + te + zich + splitsbare ww
O = wie/wat + gez.?
LV = wie/wat + gez. + o. (+ gez.)?
MV = aan/voor wie/ wat is het bestemd?
AV = dit, dat, deze, die, zulke, zo'n, dergelijke
VRV = wie, wat, welke, wat voor (een)