V3 - literaire begrippen

V3 - literaire begrippen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

V3 - literaire begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
C
Een situatie dat zich op een open plek afspeelt.
D
Een situatie die geen spanning oproept.

Slide 3 - Quizvraag

Een boek met een cliffhanger heeft een gesloten einde.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Wat is een thema van een verhaal?
A
een samenvatting van een verhaal
B
het genre
C
de onderliggende boodschap van het verhaal
D
een ultrakorte samenvatting in 1 zin

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Noem een voorbeeld van ruimte

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Video

Ik-perspectief 
Hij/zij-perspectief 
Alwetend perspectief 
Wisselend perspectief 
Je weet niet wie het verhaal vertelt, het verhaal is in de hij/zij-vorm geschreven. 
Meerdere personen krijgen het woord. Verteller is onderdeel van het verhaal. 
De verteller staat boven het verhaal, hij doet niet mee. Je leest de beleving vanuit meerdere personages. 
Je leest mee vanuit de hoofdpersoon. Je leest over zijn/haar gedachten en gevoelens. 

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Video

Welke personages maken vaak een verandering door in een verhaal?
A
Alle personages
B
Hoofdpersonen
C
Bijfiguren
D
Ligt aan het boek

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

In een flashback...
A
...neemt de schrijver de lezer mee naar een gebeurtenis in het verleden.
B
...wordt er in een of twee zinnetjes teruggekeken naar het verleden.
C
...wordt er door de schrijver vooruit gekeken naar de toekomst.
D
...blijft de chronologie van het verhaal gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Is er in de volgende zin sprake van tijdvertraging of tijdversnelling?
De man haalde snel zijn pistool uit de band van zijn broek en stak zijn hoofd om het hoekje van de muur. Voordat zijn tegenstander het doorhad, had hij hem al neergeschoten.
A
tijdvertraging
B
tijdversnelling

Slide 16 - Quizvraag

'Zo stil ik kan, sluip ik met een sporttas vol kleren de trap af naar beneden. Het hout kraakt. Mijn hart klopt. Ik wil niemand wakker maken thuis. '

Waar is dit een voorbeeld van?
A
Tijdsprong
B
Tijdvertraging
C
Tijdversnelling
D
Vertelde tijd

Slide 17 - Quizvraag

Waarom gebruikt de schrijver soms tijdversnelling
A
om sneller klaar te zijn
B
om een oninteressant stuk over te slaan
C
om iets heel precies te beschrijven
D
om auto's harder te laten rijden.

Slide 18 - Quizvraag

Als er een stuk tijd in het verhaal wordt overgeslagen noem je dat een...
A
Tijdsprong
B
Tijdversnelling
C
Tijdvertraging
D
Tijdverdichting

Slide 19 - Quizvraag

roman
autobiografie
autobiografische roman
fictie


verhaal, innerlijk en ontwikkeling van hoofdpersoon
non-fictie


schrijver vertelt over zijn eigen leven
fictie


schrijver verwerkt gegevens uit zijn eigen leven zodat het echter lijkt

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

wat is een antiheld?
A
een held op sokken
B
iemand die de held tegenwerkt
C
iemand die zelf de regie over zijn/ haar leven heeft
D
iemand die niet de regie over zijn/haar leven heeft

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Einde les, fijne dag verder!

Slide 24 - Tekstslide