Aanhalingstekens

Enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen.

Slide 1 - Tekstslide

Ik ga morgen naar Walibi.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 2 - Quizvraag

Hij gaat graag naar school, omdat hij dan zijn vrienden ziet.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 3 - Quizvraag

Wij eten vanavond patat!
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 4 - Quizvraag

Morgen gaan we uiteten.
A
Enkelvoudige zin Persoonsvorm = gaan
B
Samengestelde zin Persoonsvorm = gaan
C
Enkelvoudige zin Persoonsvorm = we
D
Samengestelde zin Persoonsvorm = we

Slide 5 - Quizvraag

Bram heeft een nieuwe jas, want zijn oude jas is stuk.
A
Enkelvoudige zin Persoonsvorm = heeft
B
Samengestelde zin Persoonsvorm = heeft
C
Enkelvoudige zin Persoonsvormen zijn: heeft, is.
D
Samengestelde zin Persoonsvormen zijn: heeft, is.

Slide 6 - Quizvraag

Je gebruikt aanhalingstekens als je precies opschrijft wat iemand zegt.



'Pak allemaal je Chrome!' zei de juf.
'begrijpen jullie de les?' vraagt de juf. 

Slide 7 - Tekstslide

Ik ben blij.
'Ik ben blij'.
'Ik ben blij.'

Slide 8 - Poll

Heb jij mijn voetbal gezien?
'Heb jij mijn voetbal gezien?'
'Heb jij mijn voetbal gezien'?

Slide 9 - Poll

Ik ga morgen naar oma, zei Mark
'Ik ga morgen naar oma'. zei Mark.
'Ik ga morgen naar oma.' zei Mark.
'Ik ga morgen naar oma. zei mark.'

Slide 10 - Poll