Oplossen met inklemmen

Wat gaan we deze les doen?

- Kennismaken
- Terugblik
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen?

- Kennismaken
- Terugblik
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben ik?
Mevrouw Zemzemi (31).
Wiskundedocent. (afkorting: saze)
Woon in Den Haag met ouders en 2 zusjes.
Wandelen, zwemmen en koken.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ben jij?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
Los op.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les:
  • Ik kan een vergelijking oplossen door in te klemmen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Supermarkt
Ayah werkt in een supermarkt. Haar inkomsten berekent ze met de formule                                                         . 
Op een dag verdient Ayah €37,40. Je gaat uitzoeken hoeveel uur Ayah gewerkt heeft.

a) Zijn de inkomsten bij 2 uur werken meer of minder dan €37,40? 

inkomsten in € = 3,45 + 4,85 × tijd in uren 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Supermarkt
Ayah werkt in een supermarkt. Haar inkomsten berekent ze met de formule                                                         . 
Op een dag verdient Ayah €37,40. Je gaat uitzoeken hoeveel uur Ayah gewerkt heeft.

b) Zijn de inkomsten bij 10 uur werken meer of minder dan €37,40? 

inkomsten in € = 3,45 + 4,85 × tijd in uren 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Supermarkt
Ayah werkt in een supermarkt. Haar inkomsten berekent ze met de formule                                                         . 
Op een dag verdient Ayah €37,40. Je gaat uitzoeken hoeveel uur Ayah gewerkt heeft.

c) Zijn de inkomsten bij 8 uur werken meer of minder dan €37,40? 

inkomsten in € = 3,45 + 4,85 × tijd in uren 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Supermarkt
Ayah werkt in een supermarkt. Haar inkomsten berekent ze met de formule                                                         . 
Op een dag verdient Ayah €37,40. Je gaat uitzoeken hoeveel uur Ayah gewerkt heeft.

d) Welk getal moet je voor                 invullen om €37,40 als uitkomst te krijgen?           
inkomsten in € = 3,45 + 4,85 × tijd in uren 
tijd in uren
4
6
7
9

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees theorie op blz. 81

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan een vergelijking oplossen door in te klemmen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Lees
Theorie: Oplossen met inklemmen.
Maak
Opdracht 22 t/m 31 op blz. 81 en 86.
Hoe
Eerst 5 min in stilte, daarna fluisteren.
Vragen?
Steek je vinger op en vraag de docent om hulp.
Klaar
Rustig iets voor jezelf doen
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Oefenen voor de toets 
Maandag 17 oktober toets hoofdstuk 2

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inklemmen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 

Stap 1. Wat is de vergelijking?
24,50 + 34 x tijd in dagen=534,50


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 

Stap 1. Wat is de vergelijking?
24,50 + 34 x tijd in dagen=534,50
Stap 2: Proberen. Bij hoeveel dagen is het 534,50?
Bij 14 dagen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 

Stap 1. Wat is de vergelijking?
24,50 + 34 x tijd in dagen=534,50
Stap 2: Proberen. Bij hoeveel dagen is het 534,50?
Bij 14 dagen
Stap 3: Je laat meerdere voorbeelden zien. In dit geval de dag ervoor én de dag erna. Hierna is het antwoord pas compleet
14: 24,50 + 34 x 14 = 500,50    Te weinig

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 

Stap 1. Wat is de vergelijking?
24,50 + 34 x tijd in dagen=534,50
Stap 2: Proberen. Bij hoeveel dagen is het 534,50?
Bij 14 dagen
Stap 3: Je laat meerdere voorbeelden zien. In dit geval de dag ervoor én de dag erna. Hierna is het antwoord pas compleet
14: 24,50 + 34 x 14 = 500,50   Te weinig
16: 24,50 + 34 x 16 = 568,50    Te veel


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 

Stap 1. Wat is de vergelijking?
24,50 + 34 x tijd in dagen=534,50
Stap 2: Proberen. Bij hoeveel dagen is het 534,50?
Bij 14 dagen
Stap 3: Je laat meerdere voorbeelden zien. In dit geval de dag ervoor én de dag erna. Hierna is het antwoord pas compleet
14: 24,50 + 34 x 14 = 500,50   Te weinig
15: 24,50 + 34 x 15 = 534,50    Te Veel
16: 24,50 + 34 x 16 = 568,50     Precies


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule
Bedrag in euro = 24,50 + 34 x tijd in dagen
Ze betalen 534,50. 
Hoeveel dagen huren zij? 

Stap 1. Wat is de vergelijking?
24,50 + 34 x tijd in dagen=534,50
Stap 2: Proberen. Bij hoeveel dagen is het 534,50?
Bij 14 dagen
Stap 3: Je laat meerdere voorbeelden zien. In dit geval de dag ervoor én de dag erna. Hierna is het antwoord pas compleet
14: 24,50 + 34 x 14 = 500,50   Te weinig
15: 24,50 + 34 x 15 = 534,50    Te Veel
16: 24,50 + 34 x 16 = 568,50     Precies
Ze huren 15 dagen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is inklemmen?
A
Bij inklemmen teken je eerst de grafiek en ga je dan opzoek naar de oplossing.
B
Bij inklemmen ga je eigenlijk gewoon steeds een antwoord proberen.
C
Bij inklemmen gok je het antwoord.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inklemmen is ook wel:
A
Slim gokken
B
Gewoon wat invullen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is inklemmen?
A
Bij inklemmen teken je eerst de grafiek en ga je dan opzoek naar de oplossing.
B
Bij inklemmen ga je rekenen met de formule. Denk aan een oude weegschaal.
C
Bij inklemmen schat je het antwoord.
D
Bij inklemmen ga je steeds een antwoord proberen tot je precies uitkomt

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
2,50 + 0,50f = 15
A
f = 5
B
f = 30
C
f = 10
D
f = 25

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
5 + 3,50t = 40
A
t = 10
B
t = 7
C
t = 8
D
t = 11

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies