Realisme en Fabriekskinderen

Realisme
Sociaal realisme
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Realisme
Sociaal realisme

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerk: milde spot, vooral richting gegoede burgerij
A
realisme
B
sociaal realisme

Slide 2 - Quizvraag

Kenmerk: maatschappelijke orde blijft in stand
A
realisme
B
sociaal realisme

Slide 3 - Quizvraag

Kenmerk: publiek bespelen om iets te veranderen
A
realisme
B
sociaal realisme

Slide 4 - Quizvraag

De hut van Oom Tom
A
realisme
B
sociaal realisme

Slide 5 - Quizvraag

Een buitenliterair doel is:
A
De lezer willen amuseren
B
Iets willen veranderen in de maatschappij
C
De maatschappij zo goed mogelijk beschrijven
D
Geld willen verdienen aan een roman

Slide 6 - Quizvraag

Waar of niet waar:
Willem werd wakker in zijn eigen huis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar:
De grofspinner is een machine
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Hoe karakteriseert de schrijver Willem?
A
Als een rijke student met een nobel karakter
B
Als een arrogante, rijke student
C
Als een student die niets van kinderen begrijpt
D
Als een luie donder

Slide 9 - Quizvraag

De schrijver heeft een duidelijk oordeel over hoe 'wij mensen' zijn. Hoe zijn wij?

Slide 10 - Open vraag

Hoe lang had Sander de vorige dag gewerkt?
A
7-8 uur
B
9-10 uur
C
11-12 uur
D
13-14 uur

Slide 11 - Quizvraag

Met welke tegenstelling eindigt Cremer zijn verhaal over de kinderen Zwarte?
A
Sander wordt fabrieksdirecteur en Saartje gaat dood
B
Saartje trouwt met Willem en Sander gaat terug naar de fabriek
C
Sander wordt gered door Willem en Saartje overlijdt aan de koorts
D
De kinderen gaan naar school en de ouders gaan in de fabriek werken

Slide 12 - Quizvraag

Welke retorische middelen zet Cremer in opm zijn doel te bereiken?
A
medelijden opwekken
B
verontwaardiging opwekken
C
identificatiemogelijkheid bieden
D
alledrie de middelen

Slide 13 - Quizvraag