Oefentoets H13 Geluid

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Dit is de oefentoets van geluid
- Als je een antwoord invult klik dan op bewaren voor je verdergaat.
- Geef je stappen aan als daar om gevraagd wordt.
- Je mag je rekenmachine gebruiken.
- Lever je toets in als je klaar bent!
Veel succes

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen geluidsbron?
A
Stembanden
B
Trommelvlies
C
Speaker
D
Motor

Slide 3 - Quizvraag

Welke twee uitspraken over geluid zijn waar?
A Een geluidsbron bevat zintuigcellen
B Geluid kan zich alleen door lucht verplaatsen
C Het trommelvlies geeft geluidstrillingen door
D Voor geluid zijn altijd trillingen nodig
A
A en B
B
B en C
C
C en D
D
B en C

Slide 4 - Quizvraag

Een trillende snaar produceert een toon.
Waarvan hangt de toonhoogte van de snaar onder andere vanaf?
A
De dikte van de snaar
B
De kleur van de snaar
C
De temperatuur van de snaar
D
Het materiaal waarvan de snaar gemaakt is

Slide 5 - Quizvraag

Een piano moet je af en toe stemmen. Wat doet een pianostemmer als hij de piano stemt?
A
Hij verandert de dikte van de snaar
B
Hij verandert de lengte van de snaar
C
Hij verandert de spanning van de snaar

Slide 6 - Quizvraag

Op een stemvork staat een getal. Welke twee dingen weet je over de toon als je de frequentie weet?
A De geluidssterkte van de toon
B Het aantal trillingen per seconde
C Hoelang de toon blijft klinken
D De hoogte van de toon

Slide 7 - Open vraag

Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz. De stemvork trilt dan;
A
200 keer per seconde
B
400 keer per seconde
C
800 keer per seconde

Slide 8 - Quizvraag

Aan geluidsgolven kun je zien wat de geluidssterkte is. Een harde toon;
A
heeft een grotere amplitude dan een zachte toon
B
heeft een kleinere amplitude dan een zachtere toon
C
heeft minder golfjes per seconde dan een zachte toon
D
heeft meer golfjes per seconde dan een zachte toon

Slide 9 - Quizvraag


Een gitaarsnaar voert in een halve minuut 3000 trillingen uit. Bereken de frequentie van deze trillingen. Schrijf je stappen op!

f = 1 : T

Slide 10 - Open vraag

Uit twee speakers P en Q komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen zie je op de afbeelding hiernaast. Beantwoord de volgende twee vragen.
Welke toon is het hoogst? Leg uit!!
Welke toon is het zachtst? Leg uit!!

Slide 11 - Open vraag

Het oscilloscoopbeeld hiernaast is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,1 seconde te zien krijgt.
Bepaal de trillingstijd van het geluid en bereken daarna de frequentie.
Laat je stappen zien!!

f = 1 : T

Slide 12 - Open vraag


Bereken de frequentie van trilling P en van trilling Q. Bepaal eerst de trillingstijd. Elk hokje duurt 0,005 seconde.

f = 1 : T

Slide 13 - Open vraag

Zet de tonen van de golven op goede volgorde; begin met de laagste toon en eindig met de hoogste toon.

Slide 14 - Open vraag

Een aantal zeedieren kan onder water met elkaar communiceren, zoals dolfijnen.
In het dolfinarium 'roepen' de trainers de dolfijnen met een fluitje. Door welke tussenstof(fen) verplaatst het geluid zich dan?

Slide 15 - Open vraag

Hiernaast zie je twee instrumenten, een viool en een contrabas. Leg uit met welke je de laagste tonen kunt maken.

Slide 16 - Open vraag

Je bent op een eiland maar je kunt het vaste land in de verte zien. Boven de kust hangt een onweersbui. Je ziet de flits en telt 3,2 seconde tot je de donder hoort. Bereken hoe ver de onweersbui van je af is.
Geef je stappen weer!!

s = v x t

Slide 17 - Open vraag


Je doet een experiment. Je gaat tegen over iemand staan maar wel met een flinke afstand ertussen. Degene tegenover je klapt in zijn handen, na 1,2 seconde hoor je het. Hoe ver staat diegene van je af?

s = v x t

Slide 18 - Open vraag

Dit was de oefentoets!

Slide 19 - Tekstslide