1.2: Inkomsten omrekenen

1 / 30
volgende
Slide 1: Video
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Emoties lopen hoog op nu kabinet stikstofplannen wil loslaten: ‘We voelen echt wanhoop’
Het kabinet wil de stikstofplannen voor het landelijk gebied intrekken, zo meldt de NOS. Dat zorgt voor veel emoties bij de partijen die de afgelopen jaren betrokken waren met de uitvoering. Bij natuurorganisaties is er verbazing, teleurstelling en verdriet. Onder boeren klinkt optimisme.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Lijkt het  jou verstandig dat kabinet de stikstofplannen intrekt ? ja/nee + motivatie.
Overleg dit samen met je buurman/buurvrouw ?
Je hebt 3 minuten de tijd.
Daarna klassikaal bespreken.


Slide 4 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Economie §1.2

Slide 5 - Tekstslide

Programma
  • Starter
  • Terugblik vorige les     
  • Huiswerk opgaven 1 t/m 12 (paragraaf 1 .1)
  • Theorie                                                         
      Inkomsten omrekenen: hoe doe je dat?
  • Leerwerkboek                                          
  • Afsluiting                                                       

Slide 6 - Tekstslide

Regels
Je doet je mobiel in de telefoontas
Je luistert naar elkaar
Je houdt je handen thuis
Je bent stil als een ander aan het woord is
Je neemt elke les je werkboek, pen, schrift en eventueel je laptop mee als ik dat aangeef.
Je maakt je huiswerk
Je bent actief met de leerstof bezig

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen inkomsten met tegenprestatie en inkomsten zonder tegenprestatie.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van inkomsten in natura

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen vrij-besteedbare inkomsten en niet vrij-besteedbare inkomsten.

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je wekelijkse ontvangsten vergelijken met maandelijkse ontvangsten.

Slide 11 - Tekstslide

Inkomsten periodes
Inkomsten en uitgaven kunnen per periode van een:
  • Week
  • Maand
  • Kwartaal (3 maanden)
  • Jaar

Slide 12 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x ...

Slide 13 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Slide 14 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x ...

Slide 15 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x 52

Slide 16 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x 52

Inkomsten van jaar naar maand = jaarinkomen ... ...

Slide 17 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x 52

Inkomsten van jaar naar maand = jaarinkomen : 12

Slide 18 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x 52

Inkomsten van jaar naar maand = jaarinkomen : 12

Inkomsten van jaar naar week = jaarinkomen ... ...

Slide 19 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen
Inkomsten van maand naar jaar = maandinkomen x 12

Inkomsten van week naar jaar = weekinkomen x 52

Inkomsten van jaar naar maand = jaarinkomen : 12

Inkomsten van jaar naar week = jaarinkomen : 52

Slide 20 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
Kim krijgt €13 zakgeld per maand. Hoeveel zakgeld krijgt zij per jaar?

Kun je ook berekenen hoeveel zakgeld dat per week is?

Slide 21 - Tekstslide

Antwoord
Kim krijgt €13 zakgeld per maand. Hoeveel zakgeld krijgt zij per jaar?
Kun je ook berekenen hoeveel zakgeld dat per week is?

€13 x 12 = €156 per jaar.

€156 : 52 = €3 per week.

Slide 22 - Tekstslide

Inkomsten omrekenen deel 2
Inkomsten van maand naar week =
maand --> jaar --> week.

Maandinkomen x 12 = jaarinkomen.
Jaarinkomen : 52 = weekinkomen.

Slide 23 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
Carlos krijgt €4,50 zakgeld per week. Fiona krijgt €17,50 per maand. Wie krijgt meer zakgeld?

€4,50 x 52 = €234 per jaar. €234 : 12 = €19,50 per maand. Dus Carlos (€19,50 per maand) krijgt meer dan Fiona (€17,50 per maand).
Of:
€17,50 x 12 = €210 per jaar. €210 : 52 = €4,04 per week. Dus Carlos (€4,50 per week) verdient meer dan Fiona (€4,04 per week)

Slide 24 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld
Floris krijgt €5,00 zakgeld per week. Fiona krijgt €20,00 per maand. Laat met een berekening zien wie er meer zakgeld krijgt. 
Hoe : Bereken eerst alleen en schrijf je antwoord op in je schrift.  ( 2 minuten)
Overleg dan met je buurman/buurvrouw of jullie hetzelfde hebben ( 2 minuten)
Dan klassikaal bespreken


 
timer
3:00

Slide 25 - Tekstslide

Uitwerking
Floris:€5 (per week) x 52 = €260 per jaar. €260 : 12 = €21,66 per maand. Dus Floris (€21,66 per maand) krijgt meer dan Fiona (€20,00 per maand).
Of:
Fiona:€20 x 12 = €240 per jaar. €240 : 52 = €4,61 per week. Dus Floris (€ 5 per week) verdient meer dan Fiona (€4,61 per week)

Slide 26 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling zakgeld en inkomen 
  • Theorie
      Inkomsten omrekenen: hoe doe je dat?

  • Leerwerkboek                                      
  • Afsluiting                                                       

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Wat =  opdrachten van paragraaf 1.2. ( opdracht 1 t/m 11)
Hoe = Alleen in stilte.
Hulp = Je kan hiervoor de theorie uit je boek gebruiken.
Tijd = 10 minuten de tijd. Daarna kan je vragen stellen
Klaar = Nakijken paragraaf 1 of maken rekentrainer paragraaf 2.
Huiswerk paragraaf 2 + rekentrainer van paragraaf 2 op bladzijde 35

timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk paragraaf 2 ( opgaven 1 t/m11) vanaf blz 12+ rekentrainer paragraaf2 op blz 35

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video